Spiritualiteit en de mimetische theorie: raakpunten

Opmerking vooraf (1): In dit vrij lange artikel wijs ik op een paar belangrijke overeenkomsten tussen de mimetische theorie en thema’s zoals die te vinden zijn in de spirituele literatuur. De spirituele Leraar die ik aan het woord laat is Jiddu Krishnamurti. Aan het eind ga ik in op wat ik ‘ego-suspensie’ noem, het tijdelijke vertoeven buiten de belangenwereld van het eigen zelf. Deze suspensie vinden we op talloze plaatsen terug in de spirituele literatuur en maakt ook deel uit van het verhaal van René Girard.

Opmerking vooraf (2, 28 augustus 2025): In het artikel hieronder verbind ik spiritualiteit een aantal malen met het ontkomen aan rivaliteiten en waag me schoorvoetend aan de bewering dat zoiets onder Girardianen niet alleen theorie is maar ook wordt gepraktiseerd. Als bron daarvoor wil ik een paar woorden aanhalen uit de speech die Martin Girard, de oudste zoon van René Girard, op de COV&R in Rome gegeven heeft:

‘Een van de dingen die de COV&R zo bijzonder hebben gemaakt is haar atmosfeer: verwelkomend, open, altijd nieuwsgierig, niet-rivaliserend. Ieder keer als ik mijn moeder vertel over de colloquia die ik daar heb bijgewoond, dan vraagt ze steeds, “Is die atmosfeer er nog?” Ik geloof dat die er is – ik heb er zelf de voordelen van ondervonden.’

Op de COV&R werd deze speech gehouden in de bus van Castel Gandolfo terug naar het centrum van Rome, een speech die ik nauwelijks kon verstaan, maar waarvan de volledige tekst is verschenen in de COV&R Bulletin onder de titel ‘De nalatenschap van René Girard, Nu tien jaar verder.

1. Leraren en docenten

Hierbij een eerste reflectie op de COV&R 2025 in Rome. De COV&R staat voor Colloquium of Violence & Religion en is de jaarlijkse internationale conferentie die gewijd is aan de mimetische theorie van René Girard. Het thema van dit jaar was ‘Spiritualiteit, religie en het sacrale’.

Al langer kan ik mijzelf niet van de drang weerhouden René Girard een spirituele of mystieke ervaring toe te schrijven (zie bijvoorbeeld op deze website) en aan het einde van deze reeks zal ik hier nog verder op ingaan. Ook in Rome ben ik zover gegaan zijn spirituele ervaringen te berde te brengen en waar ik mijn verhaal mee wil beginnen is vast te stellen dat Girard geen Leraar is geworden. Onder Leraar – met een hoofdletter dus – versta ik iemand die in de wereld is rondgegaan of zich in een oord heeft gevestigd om mensen op weg te helpen in hun spirituele groei. Girard is de beperkingen van het academische docentschap niet systematisch te buiten gegaan, en is ook in zijn theorievorming binnen de kaders gebleven van een academisch dispuut waar het in eerste instantie te doen is om het onder de aandacht brengen van een theorie en haar wetenschappelijke plausibiliteit en eventuele filosofische respectabiliteit.

Maar toch, zeg ik, gaat er een spirituele werking uit van Girards theorievorming, en kan die vrucht dragen in minder academische omgevingen, zoals in workshops of andere op de praktijk gerichte activiteiten bij sommige van zijn volgers.1 De theorie van Girard beoogt aan te tonen hoezeer mensen gedreven worden door mimese of navolging, hoezeer imitatie van bepaalde anderen – de modellen – een rol speelt in hun leven en het vormen van hun verlangens. Een andere centrale hypothese in deze theorie is dat cultuur ontstaan is uit het kanaliseren van besmettelijk geweld en dat dit steeds de vorm heeft aangenomen van victimisatie, of een zondebokmechanisme.

Hoe getrouw de mimetische theorie ook aan de academische discipline wil zijn, desalniettemin worden deze twee basisstellingen regelmatig – niet in de laatste plaats door Girard zelf – toegebogen naar kritische vragen over het eigen zelf. Want natuurlijk kunnen we overal om ons heen de schapen en de andere kuddes zien rondgrazen, maar wat we steeds vergeten is dat wijzelf van hetzelfde DNA gemaakt zijn. Eenzelfde buiging terug naar het ego vinden we in de manier waarop Girard het zondebokmechanisme hanteert. Inderdaad, ook het zondebokmechanisme zien we overal om ons heen, en zodra we het zien wordt ons een gelegenheid geboden solidariteit met de slachtoffers te betonen en soms zelfs zelf in de slachtofferrol te kruipen. Maar vergeet niet dat ook wij vervolgers zijn, dat ook wij vaak ‘niet weten wat wij doen’, of dat wij daders zijn in het naar het leven staan van andere mensen waarbij we de onderliggende zondebokdifferenties nog niet duidelijk in het vizier hebben gekregen.

Met deze nadrukken wordt de mimetische theorie – veel volgers en belangstellenden verwoorden dat ook expliciet met dit woord – self-inclusive, zelf-inclusief.2 Het is een theorie die antropologische en psychologische waarheden aanreikt in de gedaante van hypothesen voor wetenschappelijke consideratie, maar in principe werken diezelfde stellingen gemakkelijk door in het private zelf van de recipiënt – de mimetische theorie gaat ook steeds over mij, en over de soms minder fraaie kanten van mij. Zonder dat Girard ooit echt tot aanmanende Lerarentaal komt, word ik niettemin dringend uitgenodigd over dergelijke kwesties of beheptheden als imitatiedrang en zondebokdenken te reflecteren en mijzelf waar dat kan te beteren. En dan moet ik zeggen – dat sorteert bepaalde effecten, zowel psychologisch als sociaal. Op een bepaalde manier lijk je je op een COV&R vaak te bevinden in, wat je zou kunnen noemen, de luwte van hevige academische competitiestormen. Het is altijd gevaarlijk te suggereren dat jouw specifieke groep – girardianen onder elkaar, niet-medische psychiaters onder elkaar, christenen onder elkaar, in spiritualiteit geïnteresseerden onder elkaar – sommige dingen beter doet dan andere groepen, maar toch is die nadrukkelijke zelf-inclusiviteit in de presentaties en wandelgangen van de samenkomsten van Girardiaanse groeperingen soms voelbaar aanwezig. Of, zoals Michael Elias en André Lascaris ooit met gepaste bescheidenheid hebben geschreven over de kleine Nederlandse Girard Studiekring in het voorwoord tot ‘onze’ jubileumuitgave Rond de crisis: ‘Doordat de mimetische theorie zoveel aandacht besteedt aan rivaliseren en “zondebokken”, behoedt ze ons tijdens de bijeenkomsten enigszins voor de neiging daaraan toe te geven.’3

2. Twee mimetische/spirituele thema’s

De mimetische theorie gaat over hoe navolging van anderen tot rivaliteit leidt en hoe rivaliteit gemakkelijk escaleert tot geweld. Intellectuele kennis daarvan is niet voldoende om je van deze lastige menselijke beheptheid te ontslaan, maar zeker helpt ze je bewuster te worden van hoe vaak je in een navolgingssituatie verkeert en ook helpt ze je om je alerter te maken op rivaliteiten en hoe deze zich tot obsessies kunnen ontwikkelen. En dus helpt de mimetische theorie je waakzamer te maken voor het zondebokfenomeen, waar deze mimetische beheptheid steeds weer zo gemakkelijk op uit kan draaien. Een houding waarin gezocht wordt naar derivaliseren, naar vrede met anderen, is dus iets wat de mimetische theorie bijna als vanzelfsprekend induceert. Deze focus op derivaliseren is wat ik hier het eerste spirituele thema noem.

Een ander typisch thema die de mimetische theorie aankleeft is de willekeurigheid van het begeerte-object. Dit is een wat complexer verhaal. Je zou het kunnen opvatten als een ontkrachting van de Freudiaanse libido of de Nietzscheaanse Wille zur Macht die beiden op begeerteobjecten zijn gefixeerd. Niet dat seks en macht niet belangrijk zijn, maar de menselijke begeerte wordt in wezen aangestuurd door een circulatie van mimetische energie. Wat begeerlijk wordt is datgene wat door anderen als begeerlijk wordt voorgesteld. Wat de menselijke begeerte betreft is er niet zozeer sprake van een vaste subject-object relatie, maar van een soort feedbackloop met positieve (begeerte-versterkende) en negatieve (begeerte-verzwakkende) cirkelbewegingen.

En dus kunnen werkelijk de gekste dingen als begeerlijk ervaren worden als ze maar door voldoende circulerende energie worden gedragen, als ze maar door genoeg voorbeeldfiguren, of voldoende prestigieuze (hippe, aantrekkelijke, charismatische) modellen als begeerlijk worden aangereikt.4 De mimetisch sturende krachten achter de begeerte zijn bijzonder voelbaar in modeverschijnselen en reclame-uitingen: als ik bijvoorbeeld  in de verleiding gebracht moet worden om een genotmiddel te kopen, dan hoeft mij niet getoond worden hoe fijn het is om een sigaret te roken, maar word ik veel dieper geraakt als mij voor ogen wordt gespiegeld hoe fijn het is om een stoere, sigaret-rokende cowboy te zijn. De hoed is belangrijker dan de hand. Dit is het verschil tussen bipolaire en triangulaire begeerte.

Deze mimetische circulatie betekent dus dat werkelijk alles een begeerte-object kan worden en dit zorgt voor een problematische relatie met de ethiek. Hier laat zich een landschap zien vol valkuilen. Ten eerste kunnen gedragingen die door de ethiek als laakbaar worden aangewezen door de mimetische circulatie opnieuw aantrekkelijk worden gemaakt – een voorbeeld is het opscheppen over het overtreden van snelheidslimieten in het wegverkeer, maar het kan allemaal veel, en veel grimmiger. Daarnaast kan datgene wat ethisch als nastrevenswaardig wordt aangewezen louter door mimetische energie gedragen worden, waardoor het ethische motief achter een keuze uit het zicht verdwijnt. Met deze liefdeloze goedheid, die au fond gestuurd wordt door een geestelijke zelfzuchtigheid, een eigen ‘spiritueel’ gewin, zijn we bekend onder de naam ‘hypocrisie’. Denk bij dit zeer nieuwtestamentische thema aan het rinkelend doen laten vallen van geldstukken in een collecteschaal. Het gaat niet om het lenigen van de nood der armen, maar om de inhaligheid van de bewondering een gulle gever te zijn – daar heb je best een paar centen voor over…

Binnen de wereld van mystieke en spirituele ervaringen kan deze mimetische circulatie, dit mimetische gekrakeel, ongenadig toeslaan. Hoe mooi het opengaan van de ziel voor spirituele energieën ook kan zijn, overal waren kwelduivels rond die op hun borst kloppen bij het verkondigen van de bijzondere spirituele ervaringen waaraan de adept of zoeker deel heeft gehad. Er zijn denkers die vanuit hun eigen spirituele groeipad hele systemen ontwerpen met allerlei stadia die je trede voor trede kunt volgen, met als uiteindelijke doel de algehele en permanente verlichting. De spirituele zoeker kan deze trap bestijgen zoals een cadet in het leger van rang tot rang op kan klimmen tot de status van generaal. Deze circulatie wordt groter, sterker en dwingender, naarmate je meer omgeven bent door mensen die waarde hechten aan spirituele ervaringen.

Wat gaat er om in al die meditatievirtuozen als ze zich in een diepzinnig stilzwijgen hullen? Zit ik er wel sereen genoeg bij? Ben ik misschien de enige die steeds aan seks en lekker eten moet denken? Of vertoeven zij in een heus Nirwana? De gelaten drukken niets meer uit, zien kan je het niet…

We hebben hier dus niet zozeer een ethische, maar een uit meditatietechnieken voortkomende variant van de hypocrisie, waarin de begeerte naar een ervaring die misschien werkelijk nastrevenswaardig geheten mag worden gedragen wordt door de begeerte naar de status die dergelijke ervaringen in een specifieke sociale omgeving met zich meebrengt. Hypocrisie en spirituele statusbegeerte zijn dan ook hinderlijke motieven die van de ethische of spirituele waarachtigheid recht paradoxale fenomenen maken, omdat men zich daarin van het begeerteobject moet ontdoen om het te bereiken. Een van de gedaanten waarin deze paradox in de spirituele literatuur terugkeert is die van het willen relativeren van ervaringen of zelfs het waarmerken van de spirituele ervaring als betekenisloos, niet omdat ze werkelijk betekenisloos zou zijn, maar om de mimetische begeerte ernaar te temperen of te ontmoedigen. Waarachtige goedheid en waarachtige spirituele ervaringen gaan gepaard met een waarachtige zelf-suspensie, dat wil zeggen, met het tijdelijke stilvallen van het mimetische begeerte-subject – en in die zin zijn zowel goedheid als spiritualiteit, om het in de MT-taal uit te drukken, beiden nauw verbonden met het stilleggen van de metafysische begeerte.

Samenvattend noem ik hier de twee behandelde thema’s – 1) een algehele concentratie op derivaliseren 2) het relativeren of ontmoedigen van het najagen van spirituele ervaringen.

3. Free rental space

In alles wat ik over spiritualiteit schrijf staat het willen integreren van een psychose, haar een plaats geven die haar toekomt, centraal. Ik zal hier niet spreken voor andere mensen die een psychose hebben ondergaan, maar wel wil ik hen de gedachte voorleggen dat spirituele ervaringen, zoals die beschreven worden in boeken als The Varieties of Spiritual Experience, eigenlijk altijd onvermijdelijk herinneringen aan de psychose met zich mee zullen brengen. Iemand die psychotisch is geweest kan niet op een normale manier ‘spiritueel ontwaken’ omdat hij of zij daarvóór veel te onrustig geslapen heeft. In plaats van ‘ontwaken’, met al haar wonderschone associaties met het ochtendgloren spreek ik liever van spirituele visitaties die iedereen die ermee te maken krijgt op een of andere manier moet zien te hanteren.

Een nadeel van wat we gewoonlijk een psychopathologische achtergrond noemen is misschien dat je minder ‘ochtendfris’ aan een spirituele schoolweg kunt beginnen, maar er zijn ook voordelen. Omdat spirituele ervaringen hoog en psychotische ervaringen laag staan aangeschreven kun je je ervaringsverhalen als het ware moduleren. In het spreken of schrijven over vervoeringen kun je gemakkelijk dissonante akkoorden aanbrengen, of een toontje lager gaan zingen, waardoor, net zoals in de echte muziek, de melodieën soms beter tot hun recht komen. Ook de muziek wordt geplaagd door pompeus getoeter en jubelclichés. Door bijmenging van psychotische elementen kun je het spirituele ervaringencomplex als het ware levellen.

Een psychose in het verleden maakt ook weerbaar tegen de retoriek van veel spirituele Leraren die aansturen op een volledig egoverlies, of wat dan meestal ‘verlichting’ wordt genoemd. De logica van hun betogen wekken vaak diepe resonanties bij me op. Maar toch kan ik het verkopen dat ik retraite-sessies, ontmoetingen met levende Meesters, diepe meditatie-trainingen altijd uit de weg ben gegaan. Ik schuif het niet als zweverige onzin terzijde, zoals heel veel mensen wel doen, maar ik houd het bij het besef dat een ex-waanzinnige het met andere dingen te stellen heeft. Tegen het appèl van roekeloze spirituele geloofssprongen bouw je als ex-psychoot een zekere resistentie op en een heilig voornemen niet opnieuw psychotisch te worden vormt een onweersprekelijk antwoord op elk verwijt waarin het gaat om kleingelovigheid, lauwheid of gebrek aan overgave,

In mijn persoonlijke schoolweg heb ik gekozen voor aansluiting bij een traditionele religie en uiteindelijk ook voor het deel uitmaken van een oecumenische kerk. Zoals het een heuse mysticus zou betamen ben ik ervaringsgewijs tot God teruggekeerd, dat wil zeggen, mijn intellect speelde daarin hoegenaamd geen rol. Hoe ik een christelijke godsverhouding intellectueel kan billijken was een klus die ik na mijn bekering te klaren had, en het mogelijke uitzicht dat ik daar wellicht nooit in zou slagen was niet een al te zware belasting. Dan maar niet – heb ik vaak genoeg gedacht. En zo is het gekomen dat ik, zoals ik in De overtocht heb beschreven, na me een periodelang intensief met de transpersoonlijke psychologie bezig te hebben gehouden, uit ben gekomen bij de meer op de antropologie geënte mimetische theorie van René Girard. Deze theorie maakt een begin met te verklaren waar religie vandaan komt, legt uit waarom religie onontbeerlijk is voor de menswording in de evolutie en, dat is dan meer een eigen gevolgtrekking, geeft iets van een indruk welke geschiedenis onze psyche met zich meedraagt.5

Het is deze theorie die me sterk aangemoedigd heeft om zoveel mogelijk te proberen rivaliteit, jaloezie en afgunst tot kleinere proporties terug te brengen en waar mogelijk geheel te ontwijken of ontgroeien. Ik pas de inzichten van deze theorie gewoon op mijn leven toe – zeker niet altijd met succes! – en ik lees, hoor, beluister en wissel van gedachten met hoe anderen dat op hun manier ook doen.

Dit proberen te temperen of soms geheel vrij te zijn van rivaliteit en afgunst sluit nauw aan bij het worstelen met je eigen ziel vanuit een ouderwets christelijk zondebesef. Als ik in de aria’s van de Mattheüspassie van Bach beluister hoe 18de eeuwse Lutheranen het passieverhaal vanuit hun alledaagse wereld meebeleven, dan staat dat niet al te ver af van hoe ik dat in de 21ste eeuw in mijn in moderniteit gedrenkte leven ook probeer te doen. Minder ruzie, minder ressentiment, jezelf minder vergelijken met andere mensen en proberen datgene wat je gegeven is, ook wat je aanvankelijk begrijpt als lelijk, slecht of onhandig, te tellen als een zegening.

Dit, wat nog maar een eeuw geleden door hele volksdelen begrepen kon worden als het geworstel met het eigen zondenbesef, kan merkwaardige, niet-voorziene spirituele effecten hebben, zowel psychisch als sociaal. Altijd is er grote terughoudendheid geboden in het je toeëigenen van dergelijk sociale en psychologische effecten, maar toch klinkt er bijvoorbeeld iets in door als de door de mimetische theorie geïnspireerde theoloog James Alison zegt dat hij zich minder laat obsederen door mogelijke tegenstanders door zich te realiseren dat hij ze dan in zijn eigen geest ‘vrije huurruimte’ biedt – free rental space. Deze metafoor komt op veel plaatsen in zijn werk terug. Een traditioneel christelijk leven, en de mimetische theorie wellicht op wat meer gefocuste wijze, stuurt veelal aan op een dissociatie van gevoelscomplexen jegens mensen die voor jou als obstakel fungeren. Het helpt enorm tegen wat Andreas Wilmes, in een diepgravend artikel over Hegel, Sartre en Girard, obstakel-verslaving noemt. Aan het eind zal ik op dat artikel terugkomen. Het devies is – probeer, onderweg met je grootste vijand naar de rechter voor de ultieme uitspraak, al vrede te sluiten vóór je aankomt. Ontduik de kwalijke feedbackloop van de negatieve reciprociteit, laat eventuele beledigingen en krenkingen van je trots van je afglijden, keer die andere wang toe, en loop die extra mijl.

Deze dissociatie van wat ik soms het ‘mimetische gekrakeel’ noem, speelt onmiskenbaar een rol in welke meditatietechniek en in welke spirituele scholing dan ook. Hetzelfde geldt voor het besef dat het najagen van bepaalde ‘ervaringen’ een dwaalweg is. De twee thema’s die ik hierboven omlijnd heb keren dan ook op talloze plaatsen in de spirituele literatuur terug, soms vluchtig in een terzijde, soms pontificaal als wijze les of als begeleidende meditatie-instructie.6

4. Ervarinkjes

In deze paragraaf zal ik een voorbeeld geven van een tekst waarin de twee hier behandelde raakpunten genoemd worden. Het is een passage uit een vraag en antwoord-sessie die in 1983 door Jiddu Krishnamurti is gegeven in een tent vol belangstellende luisteraars in het Zwitserse Saanen. Ik zal deze Leraar hier verder niet introduceren – op internet is er volop documentatie.

In de vraag die wordt gesteld wordt gesuggereerd dat de ervaringen waar Krishnamurti in het verleden van getuigd heeft misschien niet werkelijk spiritueel zijn, maar niet meer dan gewone psychologische effecten. De vraag luidt: ‘Uit wat we lezen maken we op dat u vreemde en mysterieuze ervaringen heeft gehad. Is dat Kundalini, of iets nog groters? En ook lezen we dat het zogenaamde proces dat u hebt ondergaan een soort uitbreiding van het bewustzijn is. Zou dat niet integendeel een zelf-opgewekte psychosomatisch iets kunnen zijn, veroorzaakt door spanning? Is het bewustzijn van K niet samengesteld uit gedachten en woorden?’

En dan hier fragmenten uit het antwoord van Krishnamurti:7

U bent hierin geïnteresseerd? Natuurlijk, dit is veel interessanter dan begeerte! Ik zou willen dat jullie er heel eenvoudig over dachten. K heeft kennelijk bepaalde ervaringen gehad. Zij zouden psychosomatisch kunnen zijn, opgewekt door spanning of aangename projecties van zijn eigen begeerten. Enzovoorts. In India is het woord Kundalini van grote betekenis. Er zijn boeken over geschreven […] ik zal er niet helemaal op ingaan, wees niet betoverd door dat woord. Het gaat om het vrijmaken van energie, zodat die energie onuitputtelijk wordt. Dat is de betekenis van dat woord.

Maar het verwijst ook naar andere betekenissen. Waar het alleen maar om gaat is die energie op te wekken en haar volledig te laten functioneren. En het zogenaamde proces kan ook de verbeelding zijn enzovoorts. Doet dat alles ter zake? […] Hecht er niet zoveel belang aan, het is niet belangrijk. […] Er is de energie die door ons misbruikt wordt, in gevechten, in ruzies, in pretenties, proberen te zeggen dat de ervaringen van mij beter zijn dan die van jou, dat ik een bepaald niveau heb bereikt enzovoorts. Het is veel belangrijker om je af te vragen waarom mensen zich gedragen zoals ze nu doen, en niet al dat triviale. Dit is triviaal. We hebben deze dingen besproken met alle mensen – sommigen van hen die beweerden ontwaakt te zijn.

Weet  je, je hebt een klein ervarinkje en dan begin je met je winkel. Begrijp je? Weet je wat dat betekent, een winkel beginnen? Ik heb een ervarinkje van dit soort en dan word ik een goeroe, dan zit ik in de business. Ik heb volgelingen, ik zeg wat ze moeten doen, ik heb geld, ik zit in een bepaalde houding – al die kletskoek. Dus je moet erg voorzichtig zijn met je eigen kleine ervarinkjes, niet?

Maar wat belangrijk is, echt belangrijk, is te achterhalen, met je gezonde verstand, rationeel, logisch, hoe je je energie verspilt met conflicten, met ruzies – snap je? – met angst en pretenties. Als al die verspilde energie niet verspild wordt, dan heb je alle energie van de wereld. Zo lang je brein niet aan het aftakelen is door conflicten, door ambities, door strijd, gevechten met een eenzaamheid, depressies en heel de rest, waarin we terecht zijn gekomen. Als het brein vrij is van dat alles, dan heb je overvloedige energie. […]

Is hiermee de vraag beantwoord? Kunnen we doorgaan met de volgende? Dus val alsjeblieft niet in de val van de goeroes die zeggen: ‘Ik weet dat jij het niet weet, Ik zal het je leren.’  Er zijn verschillende centra in Amerika en waarschijnlijk ook in Europa en India, waar een of twee mensen zeggen: ‘Ik heb deze merkwaardige dingen opgewekt, en ik zal je erover vertellen, ik zal je onderwijzen.’ Weet je, het is het oude spelletje. Het wordt allemaal zo triviaal wanneer de mensen met elkaar vechten, de wereld uiteenvalt, desintegreert, en jij zit te praten over een piepklein ervarinkje. En ook als de vragensteller zegt: ‘Is het bewustzijn van K niet samengesteld uit gedachten?’ Zoals elk bewustzijn met haar inhouden het gevolg is van de beweging van het denken. Je bewustzijn met haar inhoud van angst, geloof, eenzaamheid, zorgen, verdriet, iemand volgen, vertrouwen hebben, zeggen dat mijn land de hoogste cultuur is en al die zaken, het is deel van je bewustzijn, het is wie je bent. Als je daar vrij van bent dan ben je in een volledig andere dimensie. Het is geen uitbreiding van het bewustzijn, het is het ontkennen van de inhouden van het bewustzijn, niet? Het is niet uitbreiden en meer en meer gecentreerd raken op jezelf. Laten we verder gaan met de volgende vraag.

In deze ook wel geestige passage horen we een spirituele leraar grote vragen over Kundalini, subjectiviteit, psychologie en metafysica uit de weg gaan en zien we hoe hij zich concentreert op wat we een dissociatie van het mimetische gekrakeel hebben genoemd. De drukte in je hoofd, de psychische effecten daarvan als depressie en angst, en moeiteloos, omdat het om hetzelfde gekrakeel gaat, het deelhebben aan een collectieve identiteit, zoals ons land of ons volk – dat is waar we doorgaans onze geestelijke ruimte aan verhuren, ja, aan weggeven.

5. Ego-suspensie

In dit korte tekstfragment van deze bekende spirituele Leraar komen de twee onderhavige thema’s op bijzonder pregnante wijze bij elkaar. Ik wil Krishnamurti niet naar voren schuiven als een Leraar die mij lief is, of die een van de betere goeroes zou zijn, maar ik wil zijn tekst als voorbeeld laten dienen voor hoe in de spirituele literatuur belangrijke raakpunten met de mimetische theorie te vinden zijn. Soms heel expliciet, maar soms ook heel bedekt, keren deze zelfde thema’s overal in de spirituele literatuur terug. Daarom zeg ik dat het niet alleen mimetische, maar ook spirituele thema’s zijn. De achterliggende kaders kunnen sterk verschillen maar qua logica en praktische levenslessen zijn de overeenkomsten soms bijzonder groot.

Spirituele literatuur en religieuze literatuur in haar meer mystieke uitingen onderzoeken en beschrijven een leven dat mogelijk is buiten de omheiningen van het eigen ego. Het wegvallen van het ego valt niet samen met sterven, maar opent een in eerste instantie onbekend belevingsgebied waar ongekende vreugdes, maar ook ongekende angsten kunnen heersen. Over dit grote en vanuit het alledaagse leven bezien ook uiterst merkwaardige landschap bestaat een uitgebreide literatuur in alle talen en sinds het begin van de 20ste eeuw zijn daar ook de getuigenissen van mensen aan toegevoegd die verkeerd hebben in wat gemeenlijk een staat van waanzin wordt genoemd.

Liever dan van spiritueel ontwaken spreek ik van spirituele visitaties die een omvang en een intensiteit hebben gekregen waarmee ze niet meer door het dagbewustzijn genegeerd kunnen worden. Dromen, wilde fantasieën of een onbezonnen drugsavontuur kun je misschien nog in de achtergrond wegmoffelen, maar daartegenover staan de spirituele visitaties waar je iets mee moet. En voor een deel houdt dit in dat je beter bekend moet worden met het landschap dat buiten de onmiddellijk jurisdictie van het ego valt. Een van de paradoxen is dat in datzelfde domein een ander psychisch centrum aangetroffen kan worden waarin je jezelf beter lijkt terug te vinden dan in het ego waarin je tot dan toe hebt geleefd. Zodat het jezelf verliezen kan leiden tot het aantreffen van je ware zelf. Hier zijn vele perversies mogelijk.

René Girard heeft zeker met spirituele visitaties te maken gehad. In mijn presentatie in de COV&R van Rome heb ik de mystieke of spirituele ervaring van René Girard aan de hand van de categorisering van David B. Yaden en Andrew B. Newberg in hun Varieties of Spiritual Experience proberen te duiden. De tekst die ik gebruikt heb om Girards ervaring te beschrijven is dezelfde passage uit Girards eersteling De romantische leugen en romaneske waarheid die ik aangehaald heb in mijn eerdere artikel over de mystieke ervaring van Girard. In mijn presentatie is het citaat wat langer:

Triomferen over eigenliefde is jezelf loslaten en de anderen nabij komen, maar in een andere zin is het jezelf naderbij komen en de anderen loslaten. Op een bepaalde diepte is er geen verschil tussen het geheim van de Ander en ons eigen geheim. Alles wordt de romancier geschonken wanneer hij dit Ik bereikt, het Ik dat waarachtiger is dan waar iedereen mee pronkt.8

In deze ervaring van zelf-verlies, met op de achtergrond literaire auteurs als Marcel Proust en Dostojevski, word je verlost van een martelende eenzaamheid en word je tegelijkertijd een inzicht geschonken waarmee je het verhaal van je leven in waarachtigheid kunt vertellen – of daar, als je beschikt over literaire talenten, een romaneske afschaduwing van kan geven. Het is een spirituele aankomst in waarheid. Girard is afgedaald en heeft het hypokeimenon geraakt, de dragende grond, het transcendente element in de psyche met duizend namen, waarvan het Ware Zelf er één is. En dat Ware Zelf is bij een Girard geen autonoom zelf, maar een mimetisch zelf met al haar potsierlijke, idiote, schandelijke, grootse en meeslepende voorgeschiedenissen zoals we die uit de romanliteratuur kennen.

Het is niet het subject als geheel dat verdwijnt, maar dat wat wegvalt is ‘de eigenliefde’, het deel dat zorg draagt voor het eigen sociale en spirituele gewin en dat in de volkstaal bekend staat onder de naam ‘trots’. Zolang het ego niet gesuspendeerd wordt, zolang de trots ferm aan het roer blijft staan, zal goedheid hypocrisie blijven en zullen spirituele ervaringen niet meer zijn dan geestelijke toeristenattracties.

René Girard is geen spirituele Leraar geworden, maar een academicus die wil bijdragen aan een interdisciplinaire academische traditie met accenten op de antropologie. Voor het ontwaren van de spirituele schoolweg in zijn werk moet je zeker wel wat zoekwerk verrichten, net zoals je oplettend moet lezen in de spirituele literatuur om daar, steeds weer opnieuw,  bepaalde elementen uit de mimetische theorie te zien terugkeren. Belangrijker dan vrome inzichten in de werkzaamheid van de trots in de menselijke ziel, is voor Girard het inzicht geweest hoezeer mensen gepredisponeerd zijn anderen na te volgen, een problematiek waar Plato zich al uitgebreid zorgen over maakte.9

Maar desgevraagd wil Girard wel een paar woorden over de trots laten vallen en heeft hij dit psychologisch/spirituele thema hier en daar ook, met name in zijn vroege werk, willen aanroeren. De taal wordt dan soms net zo bedrieglijk eenvoudig als in de spirituele literatuur. Ik eindig met twee passages uit de conclusie van het artikel ‘Demystifying the Negative’ van Andreas Wilmes.10 Het eerste is een citaat uit Girards boek over Dostojevski, Resurrection from the Underground, en het tweede is een kort fragment uit het commentaar dat Wilmes zelf geeft over Girards spiritualiteit. In beide citaten is het steeds de romanliteratuur die indringend op de achtergrond aanwezig is:

De trots leidt altijd tot uiteendrijven en uiteindelijke verdeling, wat wil zeggen, tot de dood. Maar het accepteren van de dood is het herboren worden in eenheid. Het werk dat verzamelt, in plaats van verstrooit, het werk dat werkelijk één is, zal zelf dus de vorm hebben van dood en opstanding, dat wil zeggen, de vorm van de overwinning op de trots… het hele oeuvre en het bestaan zelf van de romanschrijver nemen de vorm aan van dood en opstanding.

Dit is de structuur van de – en op de achtergrond speelt nu het hele leven en het hele oeuvre van Fjodor Dostojevski – niet-romantische roman, dat wil zeggen van de waarlijk romaneske roman die het verhaal vertelt van het komen tot waarheid en waarachtigheid over het eigen leven. Andreas Wilmes voegt eraan toe dat hetzelfde opgaat voor Cervantes, Stendhal, Flaubert, Proust en alle andere grote ‘romaneske’ romanschrijvers.

Girard, zou je kunnen zeggen, heeft een belangrijke vorm van spiritualiteit blootgelegd in de Europese romankunst en daarmee de spirituele literatuur enorm uitgebreid bovenop de egodocumenten over bijzondere ervaringen zoals we die met name kennen uit de romantische poëzie. Voor talloze romanschrijvers geldt dat ze hun kleine rivaliteiten te boven zijn gekomen, dat ze hun specifieke spirituele ervaringen ontgroeid zijn en dat zich voor hen een leven buiten de ego-dood heeft geopend. Andreas Wilmes probeert dit verhaal, net zoals Girard zelf, samen te vatten zowel in christelijk taal als in psychologische taal:

Om voorbij de illusoire fascinatie met het negatieve te komen, moet je tot een openheid komen voor de mogelijkheid van een verticale transcendentie. Of, in beperktere vorm, moet je op zijn minst een openheid hebben voor de gedachte dat er een nieuw leven kan zijn na de dood van de metafysische begeerte. De fascinatie met het negatieve zou  weleens een aanloop kunnen zijn naar de ontdekking van een dieper zelf dat uiteindelijk de symptomen van obstakel-verslaving te boven zal komen.

De psychopathologische achtergrond hier is wat Wilmes noemt obstakel-verslaving, en we kunnen dit misschien uitbreiden naar de verslavingen die daarvan afgeleid zijn.

De christelijke taal van dood en opstanding, het overwinnen van de eigenliefde of het ego, het aankomen in waarheid en waarachtigheid, of iets wat de gedaante heeft van het Ware Zelf, de overwinning van de metafysische-begeerte en alle rondzwierende mimetische energie, het aanboren van een grote creativiteit door het niet meer beheerst worden door rivaliteiten, pretenties en het eindeloze vergelijken van jezelf met anderen. Het is niet het totale verdwijnen van het subject – want dat zou leiden tot de dood of de waanzin – maar het is een dissociatie van het mimetische gekrakeel, een heilzame vorm van ego-verlies, die aan het einde gloort van talloze spirituele scholingswegen, of in meer mimetische taal, een vorm van verlies waarin het heilige zich kan ontdoen van het chaotische en gewelddadige waardoor het sacrale altijd nog bevangen blijft.


1. Ik beperk me hier tot het noemen van het vele goede werk van de Raven Foundation: https://www.ravenfoundation.org/
2. Dit wordt door vele gerenommeerde Girardianen expliciet verwoord, zoals te zien is op het Youtube-kanaal Remembering Professor René Girard van John Babak Ebrahimian: https://www.youtube.com/@johnbabakebrahimian1597/videos.
3. Michael Elias en André Lascaris, Rond de Crisis, p.9. Almere: Pathenon, 2011.
4. Wanneer media een rol gaan spelen, dan krijgen deze circulaties een extra intensiteit. Het intellectuele verhaal van de mimetische theorie beging met het verhaal van Don Quichote en Madame Bovary, twee romanpersonages die zelf weer volledig door boeken gemedieerd worden. Nidesh Lawtoo heeft in zijn Homo Mimeticus het concept van de hypermimese uitgewerkt, waarin de moderne sociale media de circulaties nog verder versnellen en intensiveren met alle gevaren van dien.
5. Dit geeft ook aan waarom een Jungiaan zich tot Girard kan bekeren. Jung gelooft in in de hersenpan ingebakken grondpatronen, terwijl Girard de geestelijke uitrusting van de mens laat wortelen in een antropologische problematiek. En zo staan aprioristisch aanwezige archetypen tegenover de intersubjectieve dynamiek tussen subject en model. Wetenschappelijk is dat veel overtuigender. Bij Jung, net als bij Freud, is een vorm van Platonisme actief, zelfstandige Vormen of Ideeën die geen nadere verklaring meer behoeven.
6. Een variant met betrekking tot het vasten viel me in handen bij het opruimen van mijn boekenkast: 'Op een keer, toen er in het Dal van de Kluizen een feest werd gevierd, aten de broeders samen op de plaats waar ze gewoonlijk bijeenkwamen. En een van de broeders zei tegen de andere broeder die aan tafel diende: ik eet geen gekookt voedsel; ik wil alleen maar wat zout bij mijn brood. En de broeder die aan tafel diende, riep naar weer een andere broeder, waar de hele gemeenschap bij was: Die broeder eet geen gekookt voedsel; breng hem alleen wat zout. Een van de ouden stond op en zei tegen de broeder die om zout gevraagd had: Het zou beter geweest zijn als je vandaag aleen in je kluis vlees gegeten had in plaats van zoiets te laten rondbazuinen in de aanwezigheid van zoveel broeders! - uit Thomas Merton, Wijsheid uit de woestijn: Uitspraken van woestijnvaders uit de vierde eeuw, XXXIX.
7. De volledige tekst van de sessie is terug te vinden op YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=xxbpR-sDPkI
8. Girard, René, De romantische leugen en de romaneske waarheid, Noordboek, 2022, p. 319-310.
9. Het probleem van de mimese bij Plato is met name uitgewerkt door Nidesh Lawtoo, onder andere in zijn Homo Mimeticus.
10. Wilmes, Andreas, Demystifying the Negative,, Forum Philosophicum 24 (2019) no. 1, 91–126.