Van religieus naar spiritueel (inleiding)

Dit is de titel van de eerste paragraaf van mijn presentatie op de COV&R in Rome waarin ik het boek The Varieties of Spiritual Experience van David B. Yaden en Andrew B. Newberg heb besproken. Het is een degelijk boek dat ik ben gaan hanteren als mijn belangrijkste bron voor empirisch onderzoek naar spirituele ervaringen en de resultaten daarvan.

Yaden en Newberg laten zich uitdrukkelijk inspireren door William James, die in 1902 de Gifford Lectures gaf aan de universiteit van Edinburgh die later zijn gepubliceerd onder de titel The Varieties of Religious Experience, een boek dat heden ten dage nog voortdurend vertaald, herdrukt en gelezen wordt. In zekere zin kun je het boek van Yaden & Newberg als een sequel van James opvatten, waarbij zij op advies van anderen ook voor een verandering in de titel hebben gekozen: van ‘religious’ naar ‘spiritueel’. Dit opvolgingsschap klinkt ook door in de ondertitel: 21st Century Research and Perspectives – de draad van James wordt ruim een eeuw later, in een wereld waarin filosofisch, politiek en sociaal zoveel gebeurd en veranderd is, weer opgepakt.

Dus: grosso modo schrijven Yaden & Newberg over dezelfde ervaringen als William James meer dan honderd jaar geleden, maar het materiaal dat zij bestrijken is qua omvang en culturele variëteit zo veel groter. Wij gaan van een verzameling autobiografische notities van voornamelijk anonieme Protestante dagboekschrijvers, naar een schat aan egodocumenten geschreven in alle talen, alle landen en vanuit een enorme diversiteit aan religieuze en culturele achtergronden. Spirituele ervaringen komen bij elke religie en in elke denominatie voor, en daarnaast zien we ze ook bij mensen die zich uitdrukkelijk atheïstisch willen blijven noemen, zoals bij bijvoorbeeld bij Bertrand Russell, Barbara Ehrenreich en, de auteur die ik in mijn voorbeschouwingen heb besproken, Sam Harris. Ik vind dit op zich een interessant gegeven en het door Yaden & Newberg verkozen woord ‘spiritueel’ in de titel van deze ‘update’ is in mijn ogen dan ook het beste woord dat als vervangen van het woord ‘religieus’ bij William James gekozen had kunnen worden.

De reden waarom Yaden & Newberg William James zo hoog hebben is dat hij het ervaringskarakter los heeft proberen te koppelen van de metafysische of religieuze interpretatie die mensen aan dergelijke ervaringen plegen te geven. Hierin zijn ze hem nagevolgd en toen ik tijdens presentatie deze gouden greep van William James ging aanprijzen kreeg ik tot mijn verbijstering de volgende vraag voorgelegd: ‘Maar als iemand nu God ervaart, dan ben je toch niet objectief meer bezig als je dat gegeven negeert?’ Het was een vraag die ik in het geheel niet verwacht had en ik was op dat moment te zeer van mijn à propos gebracht en heb voor mijn publiek alleen maar een beetje onhandig staan stamelen, wat de wellicht bij de vragensteller aanwezige indruk dat ik bezig was een vaag, half-mystiek verhaal te verkondigen, nog verder versterkt zal hebben.

Wil je een filosofisch onderbouwd antwoord op deze vraag geven, dan zul je moeten afdalen in de diepere gewelven van de fenomenologie. Daarin vind je onderzoeksverslagen waarin prereflexieve ervaringen losgetrokken worden van verbalisering en interpretatie. De ervaring zelf is nooit adequaat onder woorden te brengen, maar is wel tot op zekere hoogte of diepte met woorden te benaderen. Dit gaat eigenlijk op voor elke ervaring. Wij hebben dat meestal niet door omdat we ons ervaringsbesef vaak met interpretatie en de verwoording daarvan laten samenvallen. Ja, vaak is het zelfs zo dat je je mentaal echt in moet spannen om enigszins in de buurt te komen bij die prereflexieve ervaringsmomenten. Dit is waarom een boek als Fenomenologie van de Perceptie van Merleau-Ponty zo fascinerend is om te lezen, omdat het is alsof je belevingsgebieden aandoet waar je nog niet eerder bent geweest, terwijl de ervaringen waar Merleau-Ponty over schrijft heel alledaags zijn, zoals het drinken van een kop koffie of het openzetten van een raam. Het is bijna alsof deze filosoof je laat delen in een soort mindfulness-oefeningen, bijna alsof je meeleest met het leven in het NU, waar goeroes als Eckhart Tolle zo vaak mee dwepen.

Een andere manier om dat prereflexieve ervaringsdomein in beeld te brengen is door te denken aan wijnproeverijen. Hoe een specifieke wijn smaakt is niet precies onder woorden te brengen, maar in een proeverij wordt een heel arsenaal aan woorden en beschrijvingen ingezet om de authentieke proefervaring toch enigszins nabij te komen. Wijnen kunnen smaken naar bessen, naar appels, naar peren, naar lychees met een vleugje vanille, naar abrikozen met een zweem stallucht, naar frisse kruisbessen met een metalige ondertoon en hier en daar wat grondtinten… Deze pogingen om de smaakervaring in taal nabij te brengen krijgen vaak iets hilarisch, en je kunt je makkelijk voorstellen hoe John Cleese er een fraaie persiflage op zou maken – als deze al niet in de archieven van Monty Python zou bestaan. Maar wie weleens aan een wijnproeverij heeft meegedaan weet dat al die bloemrijke en vruchtrijke metaforen wel degelijk toenaderingen zijn tot een specifieke, tot in zekere mate met anderen te delen smaakervaring zijn. Het is bijzonder om een blindproeverij mee te maken in het gezelschap van een goede vinoloog of sommelier en te zien hoe deze via allerlei taalvormsels hun weg kunnen banen naar het correct identificeren van een druivensoort, wijngebied en soms zelfs het specifieke wijnjaar. Ook al zijn er verschillende interpretaties van een smaakmoment mogelijk en zou het niet juist in deze context woorden als ‘objectiviteit’ in te zetten, dan nog is er een bestaand substratum en heeft de subjectieve ervaring een zekere enkelvoudigheid en specificiteit.

Wat spirituele ervaringen betreft kun je naar de ervaring toe bewegen en rondtasten in de taal van stemmingen en modificaties van het werkelijkheidsbesef, of je kunt je van de ervaring zelf af bewegen naar de wereld van religieuze of metafysische duidingen. Laten we nog een keer het boek Waking Up van Sam Harris openslaan, en zijn beschrijving van de meer fenomenologische voorgebeurtenis citeren van een ervaring waarvan Harris zelf zegt dat deze door christenen, boeddhisten of hindoeïsten ieder in hun eigen jargon uitgekristalliseerd zou kunnen worden.

Terwijl ik mijn blik over de omliggende heuvels liet gaan, kwam er een gevoel van vrede over me. Deze groeide uit tot een zalige stilheid die mijn gedachten tot rust bracht. In een oogwenk verdween de gewaarwording een afgezonderd zelf – een ‘ik’ of een ‘mij’ – te zijn. Alles was zoals het was – de wolkeloze lucht, de naar een binnenzee aflopende bruine heuvels, de pelgrims die hun waterflesjes vastklemden – maar ik voelde me niet meer van het tafereel afgezonderd, alsof ik van achter mijn ogen naar de wereld keek. Alleen de wereld bleef over.

Er is sprake van vrede, er is sprake van gelukzaligheid, er is sprake van zelfverlies. En alhoewel deze termen, zoals alle termen, een culturele inbedding hebben – zo is vrede bijvoorbeeld sterk verbonden met politieke vraagstukken en sijpelt er wat religie door in een woord als ‘gelukzalig’, bevinden we ons voorlopig nog in een pre-spiritueel (en, voeg ik daaraan toe, pre-psychopathologisch) gebied waar iets beweert kan worden over de aard van de ervaring zelf.

Voor mijzelf is het van belang een poosje in de windstilte van deze ervaring te verwijlen en voel ik een sterk verzet tegen al te haastige pogingen de notie spiritualiteit te associëren met zweverigheid, zoals soms snel gebeurt door mensen die redeneren vanuit een rationalistisch en reductionistisch denkkader, of te associëren met idolatrie, zoals soms snel gebeurt door mensen die redeneren vanuit een christelijke c.q. katholieke achtergrond. Nog nooit eerder heb ik tijdens een COV&R conferentie zoveel negatieve woorden horen uitspreken en hoewel het nergens tot een debat kwam heb ik mensen af en toe wel iets horen suggereren over hoe het christelijke denken in de herhaling dreigt te gaan wat betreft het verketteren van haar gnostische tegenstanders. Alhoewel in de meer alternatieve spirituele kringen zeker wel sprake kan zijn van het zich toe-eigenen van slachtofferrollen, en alhoewel er de nodige verbrande ketters rondwaren in de psychotische belevingsbeelden dient er ook een ruimte te zijn voor serieuze aandacht voor de bijdrage van het gnostische denken voor dit domein. Zonder me aan gnostische denkwijzen te willen overleveren wil ik hier in herinnering houden dat, wat betreft de verhouding tussen kerk en gnostiek, het de eerste is die op een bezwaard verleden dient te terug te kijken.