Een nieuwe titel voor presentatie Too Mad To Be True

Een woord dat de laatste weken waarin ik werk aan mijn presentatie voor de Too Mad Too Be True-conferentie in Gent is komen bovendrijven is ‘vervreemding’. Al ettelijke maanden houd ik me intensief bezig met de teksten van twee machtige, rijke en goed geschreven boeken – Madness and Modernism van Louis A. Sass en The Master and the Emissary van Iain McGilchrist, en dit woordcluster rondom vervreemding,  ‘alienation’, eist daarbij steeds meer van mijn aandacht op.

Ja, vervreemding – en dan niet onmiddellijk als vertaling van het Duitse Entfremdung en alle hegeliaanse en marxistische associaties die daaraan vastkleven. De bron is nu een Russisch woord – ostranenie – afkomstig van de literatuurwetenschapper Viktor Shklovsky (1893-1984). Het is een woord dat een aanzienlijke rol speelt in de esthetische theorieën rondom het modernisme. In het Engels wordt het meestal vertaald met ‘making it strange’ of ‘defamiliarization’.

Wil je dit woord ‘ostranenie’ – er zijn boeken geschreven en tentoonstelling georganiseerd met dit woord als titel – in het Nederlands vertalen, dan zou ik kiezen voor ‘onvertrouwd maken’, ‘uit haar vertrouwde omgeving weghalen’. Tot op zekere hoogte wijst Shklovsky de weg naar het surrealisme, zoals bijvoorbeeld De volharding der herinnering van Salvador Dalí, waarin klokken slap als pannenkoeken aan een tak hangen. En deze vervreemde, verontmenselijkte landschappen van de surrealisten lijken in hun onheilspellende sfeer van onwezenlijkheid terug te keren in de gemoedsstemming – Stimmung – die kan heersen bij iemand bij wie een psychose op til staat.

Zowel Louis Sass als Iain McGilchrist besteden expliciet aandacht aan de ‘vreemdmaking’ van Viktor Shklovsky. Het is McGilchrist die er op wijst dat dit ‘onvertrouwd maken’ ook kan verwijzen naar hoe je de dingen beleeft alsof je ze voor de eerste keer echt meemaakt. Het is een terugkeer naar een oorspronkelijker, zintuiglijker beleven, waarin je de vormen ziet, de geluiden hoort, de geuren ruikt. Deze hele zintuiglijke beleving schemert weg naarmate de dingen je vertrouwd worden en in die zin biedt élk schilderij – omdat het je opnieuw doet kijken – een vorm van ostranenie.

In een frame van een museum plaatsen is onmiddellijk al uit het frame van de dagelijkse context halen. Dit geldt voor het roemruchte urinoir van Marcel Duchamp, maar ook voor de mooiste stillevens uit de zeventiende eeuw.

Wie kijkt er nu echt naar de witte straal als hij of zij een pak melk uit de koelkast neemt en een glas inschenkt? We pakken het pak, we schenken het glas in en drinken het op en vinden het misschien lekker. Maar in het Rijksmuseum in Amsterdam komen mensen in drommen voorbij om naar het minieme straaltje van Het Melkmeisje van Vermeer te kijken en vinden het allemaal even mooi en even bijzonder. En een paar honderd meter verderop, in het Van Gogh Museum, kijken mensen naar zonnebloemen die uit hun vertrouwde omgeving zijn gehaald, korenvelden die uit hun vertrouwde omgeving zijn gehaald en afgetrapte schoenen die uit hun vertrouwden omgeving zijn gehaald – alsof die bloemen, velden en schoenen in een diepere waarheid, ja, alsof ze in hun eigen Zijn oplichten – ja, we komen hier de Lichtung van Heidegger nabij.

*****

Mijn presentatie bij Too Mad Too Be True staat aangekondigd als ‘Psychosis, Contextualization and Disinhibition’. Alhoewel dat nu níet meer in het programma aangepast kan worden heb ik besloten de titel van mijn presentatie te wijzigen in ‘Different kinds of Defamiliarization: Stimmung versus Lichtung’. Voor nog meer over Lichtung en Stimmung, en over Van Gogh en het surrealisme – kijk hier.