Deze overweging schrijf ik naar aanleiding van een fragment uit het onlangs verschenen boekje Eckhart bij avondlicht van Evert van den Berg. In dat boek kunnen we een aantal preken van Meister Eckhart lezen die nog niet eerder in het Nederlands vertaald zijn. Daarin kwam ik een passage tegen over een koe, die me werkelijk aan het denken zette. Verder geeft van den Berg steeds een inleiding op elke preek en kent het boekje ook een korte, algemene inleiding op het denken van Meister Eckhart. Ik heb het met grote belangstelling en veel plezier gelezen.
Al eerder heb ik preken gelezen van Meister Eckhart. Hoe theoretischer ze zijn, hoe minder, en hoe meer ze naar de alledaagse werkelijkheid verwijzen, hoe meer ze me aanspreken. De vermaarde Martha- en Maria preek van Meister Eckhart is mij heel dierbaar. Het is een tekst waarin Eckhart zijn kracht laat zien, niet als intellectueel, maar als mensenkenner. Jezus zegt – de vrouw die bij mij wil zijn, die de afwasborstel en de pleeborstel uit handen laat vallen om zich in mijn gehoor te scharen, is degene die het een beetje begrijpt. In dit perspectief is Martha alleen maar een harde werkster die voor haar harde werk – de afwas die ze doet, de wc die ze schoonmaakt, de koffie die ze zet, de koekjes die ze op de schoteltjes van de koffiekopjes legt – als zodanig beloond wil worden. Ze werkt voor haar geld, of voor de waardering die ze hoopt te krijgen.
Nee! – zegt Meister Eckhart dan, want hij ziet veel meer in die Martha. Terwijl Maria haar hele praktische leven vergeet, heeft Martha de kracht dat alles, met een schone wc en lekkere koffie, gewoon door te laten gaan. Hier kom je echt bij een mystiek van het alledaagse leven waarin de meest alledaagse dingen van het alledaagse leven niet geschuwd of onderbroken hoeven te worden. In de Japanse Zenscholen leren mensen niet alleen mediteren, maar ook handboogschieten of thee zetten.
*****
Maar nu over die koe. Het fragment komt niet voor in een van de preken die Evert van den Berg zelf vertaald heeft, maar in de preek ‘Als een gouden vat’ waarnaar hij verwijst: ‘Maar veel mensen willen God aankijken met de ogen waarmee ze een koe aankijken. Daar houd je van wegens de melk en de kaas en omwille van je eigen nut.’ Ik denk dat ik wel snap wat Meister Eckhart bedoelt, maar tegelijkertijd moet ik hierbij aantekenen dat ik nog nooit naar een koe heb gekeken en daarbij gedacht heb aan melk, kaas of boter. Zo lang ik leef zie ik koeien in de wei als dieren, mooie, grote, goedmoedige, rustige dieren. Tjeu van den Berk noemt in zijn boek Het numineuze een moment in zijn jeugd met koeien in de mist als zijn belangrijkste levenservaring, als een ‘numineuze’ ervaring, een soort lifeline met het transcendente. Zelf heb ik ze ook weleens gezien, die grote lichamen, drijvend op een mistzee, in de ochtend op de A9, vanuit een auto . Er zijn vast ook hele mooie gedichten over mistkoeien geschreven.
Waar het mij hier niet om te doen is of mijn koe-beleving iets spiritueels zou hebben. Het is gewoon wat ik zie. Als ik een koe zie, zie ik een koe en geen melk, als ik een kip zie, zie ik een kip en geen eieren en als ik een bij zie, zie ik een bij en geen honing. Fascinerender nog dan koeien in de wei zijn dieren in het wild – geweldig om een haas of een hert te zien rennen. Zelfs als ik in de moestuin bij mij in de buurt rondloop, denk ik zelden aan wat er op mijn bordje kan liggen en schep ik behagen in al die mooie planten, kroppen sla, bonenstengels, artisjokbloemen, enzovoorts.
Ik denk dat de meeste mensen dieren en planten ervaren zoals ik. Boeren en telers, in onze tijd beslaat dit slechts een klein deel van de bevolking. In sommige domeinen zijn we beter bekend met de ‘loslatende’, ‘mystieke’ kant van de dingen dan met de onmiddellijke egobeleving. In die zin kan Meister Eckhart ook een wegwijzer zijn naar indringende vormen van een soort samenklonterende egobeleving, noem het een ik-indikking, die wij als zodanig niet zo vaak meer meemaken.
Een beter woord om over mijn koe-beleving te schrijven dan ‘mystiek’ is waarschijnlijk ‘esthetisch’, alhoewel esthetische ervaringen en mystieke ervaringen zeker wel verwant zijn. Het is een wegtreden uit het onmiddellijke eigenbelang waarin dieren weer dieren worden, planten weer planten en landschappen weer landschappen. Alsof Gods schepping pas voor het eerst werkelijk zichtbaar kan worden buiten het dikke ik. Het is een belevingsmodus die vanaf de 18e eeuw steeds grotere groepen mensen ging bereiken. De 18de eeuw is de eeuw waarin men in de grote steden dierentuinen begon aan te leggen, om voor het eerst eens echt naar die beesten te kijken. Het is de eeuw waarin de ongelofelijke rijkdom van de natuur voor het eerst in kaart werd gebracht, de eeuw waarin de berg met de naam Mont Maudit, de vervloekte of verdoemde berg, omgedoopt werd in de Mont Blanc.
Er zijn vele prachtige boeken geschreven over de talloze facetten van deze mentaliteitsgeschiedenis. En deze studies helpen je ook andere belevingswerelden te ontsluiten. Of helpen in ieder geval historische werelden die anders zijn dan de onze, zoals een agrarische samenleving in de 13de eeuw, de tijd van Meister Eckhart, meer invoelbaar te maken.
*****
En zo kan Meister Eckhart je ook uitnodigen om je dikke-ik-ervaringen te verkennen. Zoiets als het bij het zien van een koe in een weiland meteen gaan denken aan een gebraden biefstukje. Ego-indikkingen treden in het moderne leven, in mijn leven in ieder geval, vooral op wanneer er andere mensen in het geding zijn, dat wil zeggen rondom rivaliteit en afgunst. Maar wat de natuur betreft, ken ik niet zoveel van dergelijke ervaringen. Wat nog het meeste in de buurt komt is het zien van zwarte, rijpe bramen tijdens een boswandeling. Of, nu ik dit schrijf springt een andere herinnering naar boven, een paar jaar geleden tijdens een bezoek aan het aquarium in Artis. Staande voor een glazen ruit van een aquarium waarin bekende Noordzeevissen rondzwommen hoorde ik iemand opeens zeggen: ‘Mmm, lekker, ik ben dol op kabeljauw!’
Een andere ik-indikkingservaring herinner ik me van een bergwandeling. Toen de Mont Blanc nog Mont Maudit heette, zo kun je je voorstellen, gingen mensen in het algemeen niet voor hun plezier de bergen in. Maar ook vandaag de dag nog, als je een wandeling gaat maken om van de mooie uitzichten te genieten, of van het klimmen en dalen langs kronkelende bergpaadjes, is het berglandschap nog altijd een berglandschap dat haar typische gevaren heeft. In de Himalaya ben ik een keer boven de 4000 meter overvallen door mist, of eigenlijk was het een mooie witte wolk die aan kwam zeilen waarna, toen ik er eenmaal door omgeven was, alles plotsklaps veranderde – licht, geluid, temperatuur, wandelgenot en zielerust.
Als zoiets gebeurt wordt het esthetisch tableau plotseling opgefrommeld en word je ruw geconfronteerd met iets heel primairs. Moderne westerse mensen hebben soms zo weinig met grote en directe bedreigingen te maken gehad dat het ze kan overvallen als iets geheel nieuws – zoals met sommige mensen gebeurd is aan het begin van de coronacrisis. Opeens in de bergen, slaat niet alleen het weer volledig om, maar ook de stemming, de hersencircuits schakelen over op een geheel andere beleefmodus, waarin er angst is, waarin er keihard wordt nagedacht over wat nu verstandig is om te doen. Het is eigenlijk niets anders dan een elementaire levensangst die talloze generaties vóór ons nodig hebben gehad om te overleven, maar die, wanneer een modern mens deze zich voor het eerst gewaar wordt, kan aanvoelen als ‘blinde, gierende paniek’.
De zot uit de Tarot maakt een selfie aan de rand van de afgrond
In de bergen gelden de wetten van wat Peter Sloterdijk het ‘gegeneraliseerde alpinisme’ noemt. Op elke stijging moet een daling kunnen volgen. Wil je in de bergen gaan wandelen, dan dien je psychisch en fysiek voldoende uitgerust te zijn. Als je heel goed naar de weersberichten luistert en je de wandeling met een goede kaart uitstippelt als een bijzonder veilige route, kun je het misschien wat minder nauw nemen. Maar ben je wat avontuurlijker ingesteld, of ben je wat nalatiger in je voorbereidingen, dan zou het zonder warme kleding, zonder een goede jas en goede schoenen, en zonder – als reservedepots in je ziel – een flink dik ik en een scherp en wakker verstand, weleens helemaal verkeerd af kunnen lopen. Zeker, het is mooi, het leven buiten de wereld van angst en gevaar, alleen de situatie moet er ook naar zijn. Bergwandelingen blijven wat dat betreft altijd iets om omzichtig mee om te gaan.