De afgelopen zomer waren mijn vrouw en ik in het plaatsje Schwarzenberg in Oostenrijk bij een Schubertiade. Naast diverse concerten met voornamelijk liederen van Franz Schubert brachten wij ook een bezoek aan het kleine Angelika Kauffmann-museum, gewijd aan een van de weinige vrouwen die er ruim vóór de twintigste eeuw al in was geslaagd een loopbaan als kunstschilder op te bouwen.
De schilderijen van Angelika Kauffmann (1741-1807) zijn over de hele wereld verspreid en velen daarvan zijn op internet terug te vinden. In het museumpje in Schwarzenberg, de plaats waar ze waarschijnlijk geboren is, hingen er maar een paar, maar één daarvan, een altaarstuk met ‘De kroning van de Heilige Maria’ trof me bijzonder. Het visualiseerde een gedachte die ik jaren geleden in het werk van Carl Gustav Jung was tegengekomen en die me altijd is blijven fascineren.
Wat we in deze kroning zien is dat Maria op het punt staat aan de Heilige Drie-eenheid te worden toegevoegd. Boven in de hemel tekent zich niet zozeer een driehoek, maar eerder een vierkant of een ruit af. Vooralsnog is de kroon vacant, maar het zal niet lang meer duren of de Triniteit zal een Quaterniteit zijn geworden waarin er in het goddelijke plaats ingeruimd zal worden voor het vrouwelijke en het lichamelijke.
En dit is, zo meende Jung, een broodnodige uitbreiding die er uiteindelijk ook wel zal komen. Vanaf de negentiende eeuw heeft de Rooms-katholieke Kerk een reeks Maria-dogma’s uitgevaardigd die allemaal in die richting wijzen, maar het trage tempo van de Rooms-katholieke Kerk in acht genomen, zal een volledige vergoddelijking van Maria nog wel een paar eeuwen op zich laten wachten. Ondertussen zijn hier op aarde de voortekenen al geruime tijd zichtbaar en voelbaar – zien we vormen van feminisme over de wereld golven en zien we vrouwen doordringen in de kunsten (met Angelika Kauffmann als markante voorloopster) en het beroepsleven tot en met de hoogste ambten van CEO of president. De Dominicus – ik hoef het niet uit te leggen – is onderdeel van dit verhaal.
Don Quichot
In het najaar van 2023 werkte ik aan een essay over Don Quichot en kwam ik opnieuw dezelfde gedachte tegen, ditmaal in een essay van Julia Kristeva. Maar wat heeft Maria eigenlijk te zoeken in een kolderiek verhaal als Don Quichot? – zou je je kunnen afvragen. Veel verschijningskansen heeft ze er immers niet. Zou haar blauwe schijnsel ergens in een grot op de Spaanse hoogvlakte oplichten, dan zou Don Quichot daar onmiddellijk de blauwe laken mantel van een hofdame in zien. Waarschijnlijk zou hij het zelfs toeschrijven aan zijn diepbeminde Dulcinea van Toboso. Alle geheimzinnige lichtverschijnselen waarin devote christenen een glimp van God zouden kunnen ontwaren, zouden door Don Quichot onvermijdelijk uitgelegd worden als verhaalelementen uit de ridderavonturen waarvan hij bezeten is.
Desalniettemin dringt het blauwe schijnsel van Maria ook door in de roman van Cervantes. Het gebeurt in een vertelling – het Verhaal van de Krijgsgevangene – waarin Cervantes over zijn oorlogsverleden vertelt. Het is het meest autobiografische fragment in de hele Quijote. Ja, Cervantes is een oorlogsveteraan die mee had gevochten bij een aantal zeeslagen op de Middellandse Zee en wiens boot voor de kust van Barcelona gekaapt werd door, wat toen genoemd werd, Barbarijse zeerovers. Deze hebben hem naar Algiers ontvoerd waar hij meer dan vijf jaar gevangen heeft gezeten.
In dit verhaal van de krijgsgevangene komt een man voor die ‘met zijn kleding aantoonde een pas uit Morenland gekomen christen te zijn, want hij was gekleed in een blauwlakense, kraagloze kazak met korte panden en halve mouwen; ook zijn linnen broek was blauw en zijn muts had dezelfde kleur.’ Deze blauwe gestalte gaat vergezeld van een gesluierde vrouw op een ezel, en als hem naar haar naam wordt gevraagd, en als hij daarop Soraja antwoordt, begint ze meteen te protesteren: ‘Nee, niet Soraja: Marjam, Marjam!’
Deze dochter van een heerser in Algiers was door christelijke slavinnen tot het Christendom bekeerd en had met name een devotie voor Maria ontwikkeld. Wat haar grootste wens was geworden was om een beeld van Maria, ergens in een kerk in Spanje, te mogen aanschouwen. Om haar wens in vervulling te laten gaan heeft ze onder andere een Spaanse krijgsgevangene geronseld voor haar ontsnappingstocht. Dit is hoe Miguel de Cervantes zijn ontsnappingsverhaal wilde vertellen.
Oorlogstrauma
Don Quichot staat bekend als de eerste psychoot uit de romanliteratuur. Maar als we Miguel de Cervantes met psychopathologie in verband willen brengen, dan kunnen we beter denken aan een oorlogstrauma dan aan een psychotische ontregeling. De vraag waar we hierbij aankomen is waarom Maria zo vaak terugkeert in oorlogsverhalen, of misschien breder nog, in verhalen van mensen die in doodsnood verkeren. Hoe heeft het blauwe schijnsel van Maria ook de wereld van Don Quichot kunnen bereiken, een wereld waar haar verschijningsmogelijkheden hoegenaamd nihil leken. Wat verklaart het, als je het zo zou mogen verwoorden, uitzinnige doorzettingsvermogen van Moeder Maria?
Het verhaal in de Quijote staat niet op zichzelf. Een ander bekend voorbeeld is de Madonna van Stalingrad, een houtskooltekening van legerarts en pastor Kurt Reuber, getekend in de loopgraven bij de slag van Stalingrad. De schets is gemaakt voor de Kerstnacht van 1942. In de later gepubliceerde brieven van Rueber, die in 1944 in Russische gevangenschap zou overlijden, vertelt hij hoe hij de afbeelding in een bunker heeft gehangen en deze een centrale rol gaf in de diensten. ‘Toen ik volgens oud gebruik de kerstdeur opende, de gerichelde deur van onze bunker, en de kameraden naar binnen gingen, stonden ze alsof ze in vervoering waren gebracht, alsof ze te zeer door ontroering waren bevangen om voor de afbeelding op de kleimuur te spreken. De hele viering vond plaats onder invloed van de afbeelding, en ze lazen nadenkend de woorden: licht, leven, liefde. Of het nu een commandant of een eenvoudige soldaat was, de Madonna was altijd een voorwerp van uiterlijke en innerlijke contemplatie.’
Later hebben de erven van Kurt Reuber de madonna vrijgegeven en een kopie is te vinden in talloze kerken in Duitsland. Ook in de kerk van Coventry in Engeland en de kerk van Wolgograd in Rusland is een replica van de Madonna van Stalingrad te vinden. In de Koude Oorlog mocht de afbeelding een symbool van vrede geworden. De geheimzinnige blauwe gloed die je op veel kleurenafbeeldingen van deze Madonna kunt zien als je op internet gaat zoeken is afkomstig van het blauwe glas in de kerk waar het origineel terecht is gekomen, de Kaiser-Wilhelm-Gedächtnis-Kirche in Berlijn.
Stabat Mater
Het hierboven genoemde essay van Julia Kristeva is getiteld ‘Stabat Mater’. Kristeva is een feministische filosofe die naast een grote belangstelling voor het katholicisme ook haar ervaring en kennis meedraagt van de Orthodoxe traditie waarmee ze in Bulgarije is opgegroeid. Met deze religieuze belangstelling steekt ze niet alleen af tegen veel andere feministes, Kristeva neemt ook een speciale plaats in omdat ze het moederschap waardeert en opneemt in haar kritische stellingname.
Dit essay, ‘Stabat Mater’, dat ook het meest gelezen essay van Julia Kristeva is, is een heel merkwaardig schrijfsel waarin, in de geleerde hoofdtekst over de eindeloos rijke Mariageschiedenis, losse kolommen zijn geplaatst met persoonlijke fragmenten waarin ze schrijft over haar eigen moederschap. Ze schrijft daarin onder andere over hoe het is om iets in je lichaam aanwezig te weten waarvan je weet dat het zich in de tijd van je los zal maken. Maar ook over hele specifieke en fysieke ervaringen zoals het uit het lichaam komen van de placenta.
Tot op zeker hoogte draagt Kristeva de vergoddelijking van Maria een warm hart toe. Eindelijk een vrouw daarboven, zeker! Maar, zo klaagt ze, Maria is wel heel erg vergeestelijkt, vermaagdelijkt, ge-ontseksualiseerd, ge-ontlichamiseerd. Maria is een vrouw, maar in de katholieke dogmatiek proberen ze haar bijna om te toveren tot een mannelijk bedenksel. Warme gevoelens dus voor de manier waarop Rome contact wil blijven houden met deze vrouw, maar scepsis over hoe deze vrouw niet een vrouw mag blijven zijn.
Als we willen denken aan God als ‘liefde sterker dan de dood’, een formulering die we in de Dominicuskerk regelmatig gebruiken, dan is het eigenlijk vreemd om daar de moederliefde niet in te noemen. In de diepste nood, dicht bij het stervensuur – of het nu op het slagveld is of in een ziekbed, zoals bij Pergolesi, die leed aan tuberculose en de eerste opvoering van zijn Stabat Mater niet meer zou meemaken – verschijnt Maria vaak voor het geestesoog, of misschien wel vanuit een diepere lichaamslaag…
‘Maria die de dood overwint is het thema dat op ons overgedragen is door talloze variaties op het Stabat Mater, dat ons vandaag de dag nog betovert door de muziek van Palestrina, Pergolesi, Haydn en Rossini,’ zo schrijft Julia Kristeva. En, kunnen we daaraan toevoegen, door de muziek van Johann Sebastian Bach en Franz Schubert. En de muziek van Giuseppe Verdi en Antonio Vivaldi. En van Arvo Pärt en Francis Poulenc. En van Arjan van Baest en Evert van Merode. Ja, Arjan en Evert! Op de Ultimate Stabat Mater website – waar meer dan 300 Stabat Maters verzameld zijn – worden Arjan en Evert afzonderlijk genoemd, omdat ze niet samen een Stabat Mater geschreven hebben, maar ieder één!
Stervensuur en moederschoot
Hoewel Julia Kristeva meer van Freudiaanse huize is, laat ze de naam Jung in haar ‘Stabat Mater’ essay ook vallen. Zeker tekenen Jung en Kristeva twee heel verschillende werelden uit, maar toch zien we dat ze beiden belang hechten aan de verbinding tussen het goddelijke, het vrouwelijke en het lichamelijke. Bij het lichamelijke kunnen we denken aan seksualiteit, en zowel Jung als Kristeva brengen dit ook naar voren. Maar, zoals we in de iconografie op talloze plaatsen kunnen zien, reikt het omhelzende lichaam van Maria veel verder. Ook daar besteden zowel Jung als Kristeva aandacht aan.
Het woord dat deze lichamelijkheid waarschijnlijk het diepste uitdraagt is het wonderlijke woord ‘schoot’. Het is een woord dat direct kan verwijzen naar het vrouwelijk geslachtsdeel. Dat kan, maar eerder dan het noemen van een lichaamsdeel, zou ik dit woord willen begrijpen als iets dat een hele lichaamsregio oproept waar het warm is en veilig is, en waar de diepste herinneringen naar teruggaan. De letterlijke betekenis doet zozeer onder voor de bredere, metaforische betekenis dat je ook van mannen kunt zeggen dat zij een schoot hebben.
Terug naar de moederschoot is dan niet zozeer een terugverlangen naar een leven in foetale toestand, maar naar de liefde die de moederschoot ooit fysiek, vanuit dit warme lichaamsdomein tussen dijen en buik heeft geschonken. De warmte, de geluiden, het wiegende ritme, de strelingen, de woordjes die het kindje nog niet kan verstaan maar waarin het wel al kan horen dat het liefgehad wordt en welkom is in het leven. In de beeldende kunst zien we op talloze afbeeldingen Jezus op schoot, met Kerstmis als het kindeke, en met Pasen als de gestorven zoon. Op de schoot van Maria komen geboorte en dood bij elkaar en is het verlangen naar de Opstanding dichtbij.
In de tekst waarmee ik dit verhaal wil afsluiten worden moederschoot en stervensuur ook genoemd. Ik denk dat u deze tekst wel kent:
Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u. Gij zijt de gezegende der vrouwen, en gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.