Geen rozentuin
God hebbe haar ziel… Met deze woorden wil ik altijd beginnen als ik mijn ruim 15 jaar geleden overleden moeder wil noemen. In De overtocht heb ik eigenlijk maar heel weinig verteld over de mensen die in de tijd van mijn opname belangrijk in mijn leven waren. Daarbij denk ik dan aan de nog voortsudderende vriendschappen van de middelbare school, de eerste nieuwe studievrienden, en natuurlijk ons gezin thuis, waar ik ieder weekend met een tas vol vuile was op bezoek ging. En nee, nog geen geliefde…
Mijn moeder heb ik in De overtocht slechts een paar keer genoemd. Zoekend naar de passage die ik hier wil bespreken, besefte ik niet eens dat deze helemaal aan het begin van het boek staat. Mijn verhaal begint zo: “In de jaren na mijn opname leende mijn moeder regelmatig boeken uit de bibliotheek waarvan ze hoopte dat ze haar een beetje inzicht konden geven in wat ik in mijn psychose had meegemaakt. Als ik die boeken dan later zelf las, dacht ik, bij sommigen daarvan tenminste, dit is typisch hoe buitenstaanders denken hoe het er in een hoofd van een psychoot aan toegaat.”
Eigenlijk heb ik, toen mijn leven weer enigszins op de rails stond, met mijn moeder maar een klein beetje over alles kunnen napraten. Daardoor weet ik iets van haar schrik, en ook iets van wat mensen haar en mijn vader verweten hadden. Ik heb verteld hoe ze uiteindelijk reageerde op het verhaal van de psychiater die mijn ouders op de mouw had gespeld dat alle problemen waren ontstaan doordat ik homoseksueel was en dat niet kon accepteren. Maar echt napraten over hoe het is om psychotisch te zijn, dat hebben we niet gedaan en dat zat er ook gewoon niet in.
Welwillende belangstelling voor mijn psychotische avonturen, het bestond op een of andere manier wel, ik was er niet geheel van afgesloten, het was niet zo dat ik iets had meegemaakt waar iedereen zich pontificaal van afkeerde. In mijn boek noem ik psychiater J., iemand die zeker ruimte gaf aan mijn belevingen maar die dan, na me mijn vertelspeelplaats te hebben gegund, toch over ging op een andere orde. In de eerste jaren na de opname, leefde een dergelijke belangstelling bij mijn moeder vrij sterk en natuurlijk leefde het ook bij de auteurs van de bibliotheekboeken die ze consulteerde. Een dergelijke welwillende belangstelling is ook onmiskenbaar aanwezig in een van de mooiste boeken over de waanzin die ik ken, Madness and Modernism van Louis A. Sass. Als psycholoog probeert hij zijn patiënten te begrijpen, zijn dikke boek getuigt daarvan op bijna elke bladzijde, maar toch lukt het hem vaak niet:
Praten met patiënten die in een psychose zitten kan een diep ontluisterende ervaring zijn. Hun manier van spreken, met haar onverwachte zwenkingen en cryptische verwijzingen, zal de luisteraar waarschijnlijk verbaasd en stuurloos maken – en zal waarschijnlijk ook het praecox-gevoel1 oproepen: dat verontrustende gevoel iemand te ontmoeten die ontoegankelijk lijkt te zijn, geheimzinnig en ver weg.2
Een van de boeken die mijn moeder ter hand had genomen was Ik heb je nooit een rozentuin beloofd van Hannah Green. Dat was nu typisch zo’n boek van iemand die misschien wel een verhaal kan vertellen, maar die er helemaal niets van begrijpt. Ja, dacht ik, toen ik het zelf aan het lezen was, zo stellen mensen zich kennelijk de waanzin voor. Een vreselijk boek, waarvan de titel ook nog eens slecht vertaald is, want in de Nederlandse taal beloven we elkaar misschien gouden bergen, maar zeker geen rozentuinen.
Waar het boek van Hannah Green van getuigde is iets wat veel mensen denken over de waanzin, tot en met verplegend personeel en psychiaters aan toe, namelijk, dat je er in een psychose een hele wereld bij krijgt. Als de welwillendheid van de psychiaters dan begint op te steken, dan proberen ze zich, net zoals in feite mijn moeder of Hannah Green, in die fantasie, in dat extra landschap te verplaatsen. Maar een psychoot beschikt niet over een extra landschap, of over een waanwereld die betreden kan worden als was het een geheimzinnige planeet. In een psychose geldt: er komt niets bij – er gaat alleen maar af. Psychoses zijn geen werelden die worden samengesteld met toegevoegde domeinen, maar zijn werelden waarin basale verschillen verdwenen zijn.
Trump en Obama
In De overtocht ben ik al aan het rondtasten wat betreft het thema van het verdwijnen van verschillen – of om het filosofisch wat sjieker te zeggen, vormen van indifferentiatie. De denkbeweging waaraan ik begonnen ben is om me naar een hoger abstractieniveau te begeven en van daaruit verschillende verschijnselen bij elkaar te brengen. De psychose kunnen we dan, net als de mystiek, rubriceren onder de belevingen waarbij indifferentiatie een belangrijke rol speelt. Maar er zijn er nog veel meer.
Als we meer in het algemeen vragen gaan stellen over het onderwerp “indifferentiatie” en daarover zekere inzichten kunnen verwerven, dan kunnen we van daaruit iets meer zeggen over de belevingen en verschijnselen die daarmee te maken hebben. Van mystiek en psychose kunnen we zeggen dat de indifferentiatie daarbij zeer groot of intensief is en dat het ervaringen zijn die niet iedereen mee zal maken. Maar indifferentiatie speelt ook in meer alledaagse belevingen zoals in dromen, ja zelfs in dagdromen, en ook in ervaringen als – ik denk dat er relatief weinig mensen zijn in onze Westerse wereld die daar nooit iets in hebben meegemaakt – dronkenschap.3 Het is niet zo dat mensen in een vastomlijnde gedifferentieerde belevingswereld leven, en vandaaruit af en toe een excursie maken, of daaruit kunnen wegvallen, maar eerder is er sprake van een fluctuatie van differentiërende en indifferentiërende bewegingen die bij ieder mens sowieso al op een bepaalde manier meegolft op het dag- en nachtritme.
Indifferentiatie is een breder begrip dan “zelfverlies” of “zelfloosheid”, waarover ik in mijn overweging in de prekenserie over waanzin voor de Dominicuskerk heb gesproken.4 Mijn instelling is steeds dat ik over dergelijke begrippen geen waardeoordeel wil vellen. Ik herhaal hier een passage uit mijn verslag van deze prekenserie: “Hoeveel lemma’s staan er in de Grote Encyclopedie van de Zelfloosheid? Welke lemma’s glanzen op met mooie kleuren, welke lemma’s doen ons de wenkbrauwen fronsen, en welke lemma’s doen ons bidden dat het ons nooit moge overkomen?” Met andere woorden, er is positieve en negatieve indifferentiatie, goede en slechte indifferentiatie, maar indifferentiatie als zodanig wil ik als neutraal zien.
Ik noemde dromen, ik noemde dronkenschap, en een ander voorbeeld dat ik ook in de preek heb gebruikt is het bezoek aan een stadion waar een spannende voetbalwedstrijd wordt gespeeld of waar een charismatische politicus een menigte toespreekt. Indifferentiatie speelt ook bij een grote schare mensen die iets delen. We kunnen hiervoor het woord “verbinding” gebruiken, dat een van de sleutelwoorden is waarmee de Dominicuskerk zich profileert.5 In een stadion kan de scheidingswand, die ik in een dagbewustzijn aanleg tussen mij en de mensen om me heen, wegvallen. Op een in eerste instantie emotioneel niveau raak ik verbonden met, word ik deel van een groter geheel. De bal vliegt de goal in, ik spring op met iedereen, ik juich met iedereen, ik ben, eventjes, onderdeel van iets groters.
Een paar keer in mijn leven heb ik me tijdens de wereld- of Europese of kampioenschappen voetbal het Oranjegevoel in laten zakken, en dat was best lekker. Een aantal wekenlang voetbalwedstrijden thuis kijken op tv, in de kroeg en zelfs op het werk (en de baas die de pizza’s betaalt), al het commentaar volgen, geagiteerde discussies over iemand die van het veld gestuurd werd, gokken over uitslagen, enzovoorts. Er zijn mensen die niet meedoen met dit volksgebeuren, die zich van het oranjegevoel distantiëren, en die, als ze hun afkeer uitspreken, je ook het gevoel geven dat ze erboven staan, dat ze boven het deelnemen aan “meutes”, aan “massagedoe” staan. Okay, ik kan me voorstellen dat de indifferentiatie die optreedt bij sportfestijnen niet altijd de meest verheffende is. Maar meteen daarachter wil ik dan de vraag stellen: Ga je nooit naar een demonstratie? Ga je nooit naar een concertzaal? Of een dansfeest? Sla je als een dierbare overleden is de uitvaart over?
Het verschil tussen “goede” en “slechte” indifferentiatie heb ik in mijn preek in mei 2023 in de Dominicus willen oproepen door een rally met Donald Trump te laten contrasteren met een speech van Barack Obama. Zonder van Obama een heilige te willen maken, of van Trump een duivel, denk ik toch dat de manier waarop deze twee Amerikaanse ex-presidenten een gemeenschapsgevoel kunnen creëren onderscheiden kan worden in termen van vijandsbeelden en geweld. Obama, zou je kunnen zeggen, en ik bezig nu het woordgebruik van Wolfgang Palaver, staat dichter bij het “heilige” en Trump dichter bij het “sacrale”.6 Het sacrale of het heilige is het buiten-alledaagse waarin indifferentiatie op kan treden. Het zijn geen vage bestempelingen, maar aspecten van evenementen of belevingen die je aan de hand van de thema’s geweld, zondebokken en vijandbeelden, door kan analyseren en expliciet kan maken.
Bij een voetbalwedstrijd is er een duidelijk vijandbeeld, de tegenpartij natuurlijk, maar is verder het hele gevecht gereguleerd en gepacificeerd.7 Bij Trump en Obama kun je de teksten, en ook de lichaamstaal en het stemgebruik tijdens hun grote toespraken, analyseren.8 Zij bieden een mooi contrast omdat zij beiden charismatische persoonlijkheden zijn en in de geschiedenis dicht bij elkaar staan. Als ik Trump bezig zie dan zet ik me schrap, maar bij Obama durf ik dingen los te laten en een enkele keer, zoals de eerste keer dat ik keek naar de speech bij de begrafenis van Clementa Pinckney, heb ik me zelfs een beetje laten gaan.
Filosofisch gesproken worden mij de vele vraagstukken die zich rondom indifferentiatie afspelen aangereikt door de denker die me altijd het meest heeft beziggehouden, René Girard. Zonder Girard zou de gedachte om een psychose te begrijpen als iets dat deel heeft aan een veelheid van indifferentiatie-belevingen/verschijnselen waarschijnlijk niet eens bij me zijn opgekomen. Tegelijkertijd merk ik dat Girard in bepaalde opzichten een obstructie vormt om dit thema verder te onderzoeken en uit te bouwen. Over het zoeken naar de leemtes in de mimetische theorie van Girard zullen de volgende posts op deze website gaan.
- De term “praecox-gevoel” is geïntroduceerd door de Nederlandse psychiater H.C. Rümke. Het is het gevoel dat je krijgt als je tegenover iemand zit die “niet thuis is.” “Een goed recept om zelf een praecox Gefühl mee te maken is een medewerker van een bureaucratische organisatie die je alleen beroepsmatig kent te vragen wat hij nu zelf van de gang van zaken in die organisatie denkt,” zie website Alledaagse Wijsheid. ↩︎
- Louis A. Sass, Madness and Modernism, p.174. ↩︎
- Dronkenschap is een van de meest gebruikte metaforen waaraan je beschrijvingen van belevingen waarin indifferentiatie een rol speelt kunt herkennen. ↩︎
- Voor een verslag, zie Sjamaan, genezer of denker ↩︎
- De tekst op de homepage van de Dominicuskerk: “Hier zoeken we woorden voor wat onzegbaar is. Hier stellen we levensvragen van nu en proeven we van Bijbelse tradities. Hier zingen en zwijgen en ontmoeten we. Hier delen we brood en wijn; om te vieren, te verbinden en te verdiepen.” ↩︎
- Een belangrijke tekst in dit alles is Wolfgang Palavers Transforming the Sacred into Saintliness (2020), Cambridge: Cambridge University Press. In dit boekje wordt het verschil tussen het “heilige” en het “sacrale”, ontleend aan het denken van René Girard, verder uitgewerkt. De weg van het sacrale naar het heilige is de weg van een grotere naar een kleinere rol van vijandbeelden, zondebokken, en meer in het algemeen het geweld dat daarnaartoe gekanaliseerd wordt. Palaver gaat ook in op het begrip “positieve indifferentiatie” zoals ik dat hier gebruik, zie p.50, 63. ↩︎
- Veel aandacht aan sport wordt besteed in De kunst van het vreedzame vechten (2014) van Hans Achterhuis, Rotterdam: Lemniscaat. Bijvoorbeeld: “Ons gaat het daarentegen vooral om het wedstrijdelement in de sport, om het winnen en verliezen, waarbij er steeds iets op het spel staat, en om het op sportieve wijze leren omgaan met nederlagen. Net als religie heeft sport zo een gemeenschappelijke inhoud die de deelnemers omvat en overstijgt,” p.463. ↩︎
- Uitgebreide analyses van Trumps retoriek en lichaamstaal vinden we in (New) Fascism: Contagion, Community, Myth (2019) van Nidesh Lawtoo, East Lansing: Michigan State University Press. Bijvoorbeeld: “Met zijn retoriek en zijn gebaren boort hij die gevoelens van onvrede aan, versnelt ze, versterkt ze en probeert ze een bepaalde richting op te duwen. De immigranten zijn verantwoordelijk voor het verdwijnen van de industrie, zegt hij, zonder het te hebben over de automatisering en de gratis kaartjes die bedrijven kregen om de steden te verlaten die hen eerder zo genereus gehuisvest en gesubsidieerd hadden,” p.188. ↩︎