Inleiding: Einstein en ik

‘Had je het gevoel dat je was voorbestemd om een belangrijk iemand te worden? Had je het gevoel dat je een erg speciaal of buitengewoon persoon was?’ Dit zijn twee vragen uit een lijst op de website van Psychosenet. Daarmee kun je testen in welke mate je de laatste week last hebt gehad van psychotische verschijnselen. Je hebt de keuze uit vier antwoorden: nooit, soms, vaak en bijna altijd. ‘Denk niet te lang na over een antwoord, de eerste reactie is meestal de beste’ – staat bovenaan de lijst. In het kader van een dergelijke vragenlijst hebben deze vragen over belangrijk of buitengewoon zijn in eerste instantie een signaalfunctie en spelen ze dezelfde rol als vragen over stemmen, complotten of telepathie. Maar eigenlijk zijn het ook – je hoeft ze maar net even iets anders te formuleren om het te zien – kernvragen in elk zelfbesef, ja, behoren ze tot de vragen die mensen zichzelf in talloze situaties voortdurend stellen, of waarvan de onderhuidse sturingskracht iedere keer weer gevoeld kan worden. Wat heb ik met andere mensen gemeen en wat is er bijzonder aan mij? Hoe sta ik ervoor? Of al alleen maar – doe ik wel mee? Tel ik wel? Ben ik wel iemand?

Laat ik, in een iets andere sfeer, eens een vraag stellen die verwant is aan die van deze psychosetest. ‘Heeft u tijdens uw adolescentie wel eens het vermoeden gehad dat u misschien wel een genie was?’ Er zijn opnieuw vier mogelijke antwoorden: 1) nee, is nooit bij me opgekomen, 2) een enkele keer heb ik het weleens gedacht, 3) ik heb het regelmatig gedacht maar ben dit stadium nu wel ontgroeid en 4) ik heb het heel vaak gedacht en soms denk ik het nog steeds wel een beetje. Beantwoord deze vraag vooral niet te snel, en gaat u er even rustig voor zitten. Probeer in het antwoord op deze vraag zo eerlijk mogelijk te zijn. Als u dagboeken uit uw adolescentie binnen handbereik heeft, neem dan de moeite ze te raadplegen om u weer een beetje in die levensfase te verplaatsen. Als u nog heel jong bent, of nog in de adolescentie zit, schaam je nergens voor en gooi het er even gewoon uit… Bij welk van deze antwoorden ga je aan psychopathologische problematiek denken? Welk antwoord is ‘normaal’ en welk antwoord heeft iets vreemds?

Het antwoord waarvoor ik nu zou kiezen is, denk ik, nummer 3. Ik heb het indertijd wel een aantal keer gedacht. Op school haalde ik hoge cijfers, en ja, ik droomde ervan ooit iets groots te verrichten in wetenschap of literatuur. Misschien zou ik ooit wel een grote ontdekking doen… Ooit een Nobelprijs misschien, wie weet, alleen wist ik nog niet waarvoor. Omdat ik voor talen achten haalde, en voor exacte vakken negens, kwam ik tot de gedachte dat het dan waarschijnlijk de Nobelprijs voor fysica zou moeten worden. Op mijn jongenskamer werkte ik vooruit in de schoolboeken wis- en natuurkunde, en Albert Einstein groeide uit tot mijn belangrijkste voorbeeldfiguur. Soms was er een leraar die al iets vertelde over de relativiteitstheorie, hoe wonderlijk de wereld is met een relatieve tijd en ruimte, en vier dimensies in plaats van de drie waarin we gewoonlijk denken. Het werkte op me in. Maar was ik toen al een psychoot in de maak? Zat er al iets pathologisch in de manier waarop ik over Einstein nadacht? Vergeleek ik mijzelf al serieus met Einstein, en dacht ik net zo intelligent te zijn als hij? Was het een vroege al half-zieke eigendunk in mijn geest die later zou uitgroeien tot een serieuze psychose?

Wat heb ik gemeen met Einstein en waarin verschil ik van hem? En hoe intelligent is Einstein zelf eigenlijk? Hoe schat je de intelligentie van anderen in? Je hoort mensen niet zo vaak spreken over anderen die ze slimmer vinden dan zichzelf. Toen ik later werkzaam was in de ICT heb ik verschillende malen mensen ontmoet van wie ik moest vaststellen dat ze echt intelligenter waren dan ik. Een enkele keer bij het lezen van boeken had ik de indruk met een werkelijk groter verstand dan het mijne te maken te hebben, zoals bij Johann Wolfgang von Goethe of Jean-Paul Sartre. Maar bij het lezen van Einsteins biografie, later na mijn psychose, kreeg ik niet het idee dat Einstein een man met een buitensporig hoog IQ was. Sterker nog, hij deed me denken aan andere cultuurcoryfeeën die het niet zozeer van hun intelligentie maar van een bepaalde verbeeldingskracht moeten hebben, zoals Vincent van Gogh, Fjodor Dostojevski of Gustav Mahler.

Ja, wat had ik allemaal gemeen met Einstein? Een indruk die ik regelmatig kreeg, lezend over zijn leven, was dat hij ‘te goed voor deze wereld was’ – iets wat mensen ook wel tegen mij zeiden. Beetje naïef soms. Een beetje maf gevoel voor humor. En ook een beetje traag. Allemaal prachtige dingen om erbij te hebben als erkend genie, maar in het gewone geploeter als ICT’er in het bedrijfsleven zijn dit bepaald geen goede eigenschappen en zelfs dingen waar je aan moet ‘werken’ in je ‘persoonlijk ontwikkelingsplan’. Als er één eigenschap is waarmee ik me met Einstein kan meten dan is het wel zijn verstrooidheid. Altijd maar bezig te peinzen over een of ander filosofisch raadsel, en dan opeens je sleutels kwijt zijn…

Er is een redevoering van Einstein waarin hij een gedachte-experiment uitvoert over de universiteit. Stel nu eens dat alle mensen in het academische bedrijf die in eerste instantie gemotiveerd worden door status, of de gedachte aan een goede loopbaan, weggejaagd zouden worden. Zouden er dan nog mensen overblijven en wat voor mensen zouden dat zijn? Een beetje zonderlinge types, zegt hij dan, beetje eenzelvig, niet zo communicatief. In het portret wat Einstein in die redevoering schildert herken ik me tegenwoordig niet echt meer, maar in mijn adolescentie voldeed ik er zeker aan. Einzelgänger – ik hield van dat woord.

Veel peinzen, af en toe iets uit je handen laten vallen, altijd weer iets kwijt zijn – mijn bril, een sok – en af en toe het gevoel krijgen dat je een inzicht hebt. Ja, ik lijk echt wel een beetje op Einstein. En net als hem meende ik op een dag een Groot Inzicht te hebben. Als men op de dag dat Einstein het wereldbeeld van een absolute tijd en ruimte uitstapte van hem een hersenscan had kunnen maken, dan zou deze waarschijnlijk een grote gelijkenis vertonen met het beeld dat scans van psychoten laten zien. Geïnspireerd worden, een ontdekking doen en daar euforisch van worden. Het zou raar zijn als je dopaminehuishouding op die momenten níet aangeroerd zou worden. Ja, er is niets ‘normalers’ dan euforisch worden op het moment dat je een grote ontdekking meent te doen. Het bekendste verhaal is dat van Archimedes, die zijn ontdekking in bad had gedaan en naakt door de straten rende, roepend: ‘Eureka! Eureka!’ Einstein zelf, zo schrijft zijn biograaf Walter Isaacson, was ook zeer opgewonden toen hij zijn ontdekking deed.[i] Misschien zal hij ook eventjes gedacht hebben dat hij een genie was, maar hij heeft er zich niet door laten meeslepen en ging aan het werk om zijn inzicht in de vorm van een wetenschappelijk artikel te gieten. Zelf werd ik door mijn ontdekking op sleeptouw genomen en kreeg zoveel nieuwe ideeën erachteraan, dat ik aan het uitwerken van mijn begingedachte niet eens ben toegekomen. Dat is waarschijnlijk het belangrijkste verschil tussen Einstein en mij.

Reisverslag

In dit boek doe ik een poging om te beschrijven wat er met mij rondom mijn ontdekking gebeurd is. Van de beginperiode van mijn psychose kan ik mij heel veel herinneren en kan ik heel veel navertellen. Dit boek is een reisverslag. Met mijn ontdekking stak ik van wal voor een zeereis, of verliet ik het basiskamp voor een bergtocht. Het is geen gemotoriseerde reis, zoals Robert Pirsig beschrijft in zijn beroemde boek Zen en de kunst van het motoronderhoud. Pirsig is erin geslaagd de gedachtegangen die tot zijn psychose leidden te traceren, en te laten zien dat er ‘heel veel in zat’ in de filosofie die hij aan het ontwikkelen was. Op een kunstige manier heeft hij zijn verhaal verweven met een motorreis in het noorden van de Verenigde Staten, een reis die later door talloze bewonderaars met de motorfiets is nagereden.

Mijn vertelling en mijn beschouwingen gaan veel meer over de psychose zelf, of het type geestesavontuur dat ik heb meegemaakt. De metaforen waarvan ik voortdurend gebruik zal maken, de zeereis en de bergtocht, zijn niet bijzonder mooi of origineel, maar ze zijn wel heel krachtig om dingen pakkend en eenvoudig te zeggen, en komen in allerlei boeken over de waanzin terug. Stormen, maalstromen, wervelingen, afgronden, lawines – het is moeilijk om zonder deze beelden over psychoses te schrijven. Hoe kan het zijn dat een anker losslaat? Wanneer zakt de grond onder je voeten weg en vraag je je af of je in een afgrond aan het storten bent? Hoe krijg je het voor elkaar het hooggebergte van vermeend geniale inzichten te bereiken, dat je de eerste mens in de hele wereldgeschiedenis bent die een bepaalde gedachte heeft – iets wat voor Einstein inderdaad opgaat. Hoe daal je van die grote hoogtes af tot bevolkter gebied, of hoe bereik je na alle wervelingen weer een veilige haven?

Het verhaal van mijn psychoses is een overtocht. Psychoses, in meervoud ja. Over hoeveel het er precies geweest zijn zal ik in de loop van dit boek nader ingaan, maar ik houd het nu even op drie. Aan de belangrijkste drie heb ik ook namen gegeven: de startpsychose, de strafpsychose en de bevrijdingspsychose. De eerste twee vonden kort na elkaar plaats eind jaren zeventig. Daarop volgde een opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor een maand of vijf. De bevrijdingspsychose vond vijf jaar later plaats, en maakte het mogelijk dat ik het christelijke geloof, waarmee ik in het katholieke Brabant was opgegroeid, weer kon oppakken. Een van de denklijnen die ik in dit boek zal ontwikkelen is dat een psychose en een religieuze bekering verwante verschijnselen zijn.

Het persoonlijke verhaal staat in het midden van dit boek, beginnend in hoofdstuk 4 en eindigend in hoofdstuk 9. In de eerste hoofdstukken zal ik wat filosofisch voorwerk doen, opdat de lezer, zo hoop ik, voldoende uitgerust aan zijn of haar leestocht kan beginnen. In het vierde deel, getiteld ‘Afdalingen’, geef ik nog twee case studies met verhalen over grote hoogten en diepe dalen bij twee bekende schrijvers. De eerste is het droeve verhaal van Friedrich Hölderlin, waaromheen een romantische mythe van een waanzinnige is ontstaan, die nog steeds de dominante interpretatie van zijn werk en leven is. Hölderlin is afgedaald, maar waarin precies is heel moeilijk te omschrijven. Nochtans zal ik een poging doen. De andere is Robert Pirsig zelf, bij wie tijdens de motorreis die hij beschrijft een tweede psychose dreigt. Hij stijgt opnieuw heel hoog, maar weet deze keer ook de weg naar beneden terug te vinden.

Filosofen

Het bijzondere van de reismetaforen waarvoor ik gekozen heb is dat ze ook op talloze plaatsen terugkeren in de filosofische en wetenschappelijke literatuur. Zo wemelt het van wervelingen, draaikolken en feedbackloops in het werk van de systeemtheoreticus Douglas Hofstadter, die in één klap wereldberoemd werd met zijn boek Gödel Escher Bach. Aan de hand van zijn recentere en persoonlijkere boek, I Am a Strange Loop, zal ik uitleggen wat die feedbackloops precies zijn, en zal ik een terminologie ontwikkelen om gemakkelijker over dit onderwerp te spreken.

Het denken van Hofstadter gaat voor een belangrijk gedeelte terug op de cybernetica uit de jaren ’40 van de 20ste eeuw. Hoewel het niet onmiddellijk zichtbaar is, is deze cybernetica ook een belangrijke bron voor de antropoloog en denker René Girard. De feedbackloop waar Girard het meeste door gefascineerd wordt is de geweldspiraal die, zo zal ik laten zien, overeenkomsten vertoont met de denkspiralen binnen een psychose. Het is eveneens in het werk van Girard, voor wiens ideeën de naam ‘mimetische theorie’ wordt gebruikt, dat er serieuze vragen worden gesteld over het zelfbesef van mensen. Tel ik wel mee? Stel ik wel iets voor? De term die Girard voor het motief achter dergelijke vragen heeft ontwikkeld is ‘metafysische begeerte’. Heb ik wel een Zijn? Ben ik wel iemand? Of ben ik helemaal niets? – zoals in een van de bekendste dichtregels van de late Hölderlin – ‘Ich bin nichts mehr, ich lebe nicht mehr gerne!’

Als je het woord ‘Zijn’ of het woord ‘Niets’ met een hoofdletter schrijft, dan zal een filosoof al snel aan Martin Heidegger denken. Maar in dit hele vertoog houdt Girard deze woorden min of meer bezet. Wanneer we Heidegger ter sprake brengen zullen we ons op andere belangrijke woorden uit zijn denken richten, zoals het woord ‘Lichtung’, waarvan de meest letterlijke vertaling ‘open plek in het bos’ is. Een ander kernwoord in het oeuvre van Heidegger waaraan we aandacht zullen besteden is ‘Ereignis’, met als meest letterlijke vertaling ‘gebeurtenis’.

Ten slotte de tijdgenoot en grootste denkrivaal van Girard, Jacques Derrida. Deze figureert in dit boek als de specialist van de ongewisse zeereis. Hij waagt het het anker te lichten nog voor hij een reisbestemming heeft bepaald. Zijn beschouwingen over uitzaaiingen van betekenissen hebben iets wervelends en sluiten op een bepaalde manier aan bij de feedbackloops van Douglas Hofstadter.

Routemap

Uiteindelijk ben ik noch in de natuurkunde, noch in de wijsbegeerte, maar in de literatuurwetenschappen afgestudeerd. Wanneer een filosoof een filosofische tekst leest, zal hij zich vaak afvragen of hij begrijpt wat er staat en of het waar is wat er beweerd wordt. Mijn invalshoek is veel meer toegespitst op de woorden die ik aantref in filosofische teksten, in teksten überhaupt. Waarom gebruikt een denker dit of dat woord, en welke mogelijkheden biedt dat specifieke woordgebruik? Wat zijn de woorden waaromheen een denker steeds maar blijft cirkelen?

De filosofen die ik in dit boek ter sprake breng, wil ik niet alleen gebruiken om bepaalde aspecten van de psychotische reis te illustreren, maar ook om een aantal dingen te zeggen over hun onderlinge verhoudingen. Er zijn cruciale punten waarop Girard, Derrida en Heidegger van inzicht verschillen, en iets daarvan kun je weerspiegelen door na te gaan hoe ze hun kernwoorden, of zoals ik ze zal noemen ‘meesterbetekenaars’, tegen elkaar uitspelen.

Waar ik niet van uitga is dat de lezer over specifieke filosofische voorkennis beschikt, maar een basale cultuurkennis zal het lezen van dit boek wel vergemakkelijken. Hoewel het redelijk polyfonisch is opgezet, is het geen labyrint. De belangrijkste thema’s hebben een kop en staart, en ik heb geprobeerd ze zoveel mogelijk te verhelderen. Het boek kan gewoon van voor naar achter gelezen worden, maar het zou ook kunnen zijn dat een lezer vooral geïnteresseerd is in één van de thema’s of een van de kernwoorden. Voor de lezers wordt er voorzien in een routekaart.


[1] ‘Ik geef het op,’ zei Einstein op een gegeven moment. Maar tijdens het gesprek, vertelde Einstein later, ‘zag hij ineens de sleutel tot de oplossing’. Toen hij Besso de dag daarop weer ontmoette, was hij enorm opgewonden. ‘Dank je wel. Ik heb het probleem helemaal opgelost.’ Isaacson, 2012 [2007], 138.

Conversiology

The first half of my book The Crossing is on psychosis, the second half is on conversion and how conversion and psychosis are related. In both experiences one may hear angels sing, in both experiences something drastic is happening in your life. Conversions and psychoses are the type of experience you will never forget. Now a lot has been written about psychoses, trying to understand what is happening in the mind of someone who is undergoing such a thing. Can the same be done with conversions? Can conversion become part of an intellectual-analytical debate? Can one study conversions? Is there such a thing as, or is such a thing possible as: conversiology?

I not only think that it is possible, but I believe it already has been done. In the third part of my book, entitled ‘Conversions’, I use two conversiological texts: firstly, William James’s unforgettable The Varieties of Religious Experience: A Study in Human Nature (1902), in which we can find two full chapter on conversions . And the second one is Peter Sloterdijk’s You Must Change Your Live (2009), which deserves to be named as a genuine conversiological study.

Also in mimetic theory, ‘conversion’ is part of the deal. René Girard insists on what we might call self-implication of the insights of his theory. Desiring ‘according to the other’ and inclinations to redirect your own violence to innocent victims – is not something we simply find out to be there in empirical reality. It is part of our own life stories. We are in it. I think of this as something that could be called the spiritual core of mimetic theory.

The 9th chapter of my book is entitled – The Conversions of René Girard. I like to use the word ‘conversion’ in plural and in the case of Girard this is clearly justified. The conversion story of Girard started at the end of 1958 and culminated at Easter 1959 – just a couple of weeks before I was born… In his descriptions and evocations Girard distinguishes an ‘intellectual’ conversion from a ‘religious’ conversion. The text is in the interview with Michel Treguer in Quand ces choses commenceront (1994). The conversion story is quoted in extension in Wolfgang Palaver’s René Girard’s Mimetic Theory (2011).

In The Crossing I write that I only had one conversion whereas Girard had two. With the help of Girard, I try to assess: what was the type of thing I went through? Was it religious? Was it intellectual? My conclusion is that it was a religious conversion, I shifted from a secular orientation to a religious orientation, an orientation in the christian tradition. Though it took me more than two decades to find my church, Jesus had entered my life somewhere in 1984 and stayed there. But let us not get too much into personal stories, as I also try to do in my book. Let us keep with the philosophical or with the conversiological questions.

In La conversion de l’art (2008) Girard says that he prefers to stick to the word ‘conversion’, instead of ‘metanoia’ or ’tesjoevah’, although to some it has the same effect as a red rag on a bull. Why did he prefer to keep using this apparently provocative term? Why didn’t he choose two different words for his two different conversions? Peter Sloterdijk opts for the word ‘metanoia’, which is a Greek word, spoken for insance by John the Baptist in the early chapters of Mark and Matthew. Sloterdijk links this word to Heidegger’s so called ‘Kehre‘. All these translation questions and all these relationships between different types of conversion is fascinating stuff. I hope there will be more conversiological studies in the coming years!

The Crossing: Content Summary

Part 1: Three Times Nothing

Between Brackets

People who are in a state of psychosis are living in a different context world than ‘normal’ people. These are curious contexts in which religious words keep on cropping up and where philosophizing can be very intense. Something seems to be wrong with the psychotic’s ‘contextual salience’ as some psychiatrists call it. The Dutch psychiatrist Jim van Os even proposed to replace the word ‘schizophrenia’ by the term ‘syndrom of a (contextual) salience dysregulation.

Er lijkt iets mis te zijn met het contextuele oriëntatievermogen (saillantie) van psychoten. De Nederlandse psychiaterJim van Os heeft zelfs het voorstel gedaan om het woord ‘schizofrenie’ te vervangen door de term ‘syndroom van een ontregelde (contextuele) saillantie’. In dit eerste hoofdstuk wordt de problematiek van context en contextontregelingen verkend aan de hand van het commentaar dat Derrida heeft gegeven op Husserls bewering dat een zinsnede als ‘Grün ist oder‘ helemaal niets betekent.

Clashing Trauma’s

Mensen in een psychotische geestestoestand ontwikkelen vaak grandioze filosofische gedachtenwerelden en lijken daarmee op filosofen, met name filosofen van het slag Heidegger. Dit kan er toe leiden – zoals het bij mij persoonlijk zeker gedaan heeft – dat zo iemand positief gepredisponeerd raakt jegens een filosoof als Heidegger. Beschreven wordt hoe een dergelijk positief vooroordeel kan botsen met een negatief vooroordeel, in een ontmoeting met iemand die in verband met oorlogherinneringen niets, maar dan ook helemaal niets met Heidegger te maken wil hebben.

Something More About Nothing

De gedachte dat de filosofie van Heidegger niets zegt is in de jaren twintig uitgesproken in een beroemd essay van Rudolf CarnapDe uitspraak die hij daar met name op de korrel neemt is Das Nichts nichtet. In plaats van uit te gaan leggen wat het ‘Niets’ van Heidegger precies zou inhouden, wordt geswitcht naar een geheel andere tekst waarin ook bekende passages over ‘Niets’ te vinden zijn: de eerst brief aan de Korinthiërs van de apostel Paulus. Soms doen ook de woorden uit die brief herinneren aan het grandiose zelfbesef van een psychoot: ‘Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.’

Deel 2: Apocalyptische intuïties

De angst van de tv-verkoper

In dit hoofdstuk wordt het begrip ‘positieve feedbackloop’ uitgelegd aan de hand van het half-autobiografische boek I Am A Strange Loop van Douglas Hofstadter. Feedback-loops spelen in mijn visie een centrale rol in psychosen, niet alleen op biochemisch niveau, maar ook in de wereld van woorden, gedachten en verlangens. Het is op dat niveau dat ik de loops in mijn eigen psychoseherinneringen probeer te retraceren. Hofstadter merkt op dat de ideeën waar hij het meeste in geïnteresseerd is, zoals feedback-loops en zelfreferentialiteit, veel mensen een grote angst inboezemen. Het is iets waarvan hij moet toegeven dat hij het niet werkelijk begrijpt.

René Girard en de apocalyptische intuïtie

Pas tijdens het werken aan De overtocht raakte ik ervan doordrongen dat René Girard een in-en-in apocalyptisch denker is. Indringende verwijzingen naar apocalyptische thematiek vinden we expliciet in zowel zijn eerste als in zijn laatste boek. Zijn antropologische kerngedachte, dat mensengemeenschappen volledig aan intern geweld ten onder zouden gaan als ze niet in staat waren dit te kanaliseren in de richting van een zondebok, heeft in zichzelf ook al een apocalyptisch karakter. In Des choses cachées, zijn magnum opus waarin hij ook zijn visie op het christendom uiteenzet, laat Girard zien op welke manier de Bijbelse apocalyps relevant is voor het denken over onze moderne wereld. Apocalyptische angsten, zoals die zich vaak in een psychose voordoen, zijn in het denken van René Girard angsten voor een realiteit.

Farmacologische vraagstukken

Ons woord ‘farmacologie’ stamt af van het Griekse ‘pharmakon‘ dat zowel geneesmiddel als vergif betekent. Genezen of vergiftigen – een dergelijke dubbelzinnigheid bestaat ook in Girards ‘zondebok’, omdat deze aangezien wordt voor de god die zowel het grootste heil als het grootste onheil kan brengen. Offers zijn rituele uitbanningen, rituele herhalingen van een spontaan zondebokproces, die opgevoerd worden om er opnieuw de heilzame effecten van te ondergaan. Een voorbeeld van een offerritueel is dat van de ‘pharmakos‘, die in het Athene ten tijde van Plato van een rots werd geworpen. Farmacologie is uitbanningskunde. Het willen uitbannen van vreemde, waanzinnige, irrationele gedachten speelt een cruciale rol in de geschiedenis van de psychopathologie. In de discussie over de ‘pharmakos‘ en de ‘pharmakon‘, waar zowel Derrida als Girard uitgebreid over schrijven, ontspint zich ook een filosofisch debat dat duidelijk kan maken waarin deze twee denkers van elkaar verschillen.

Deel 3: Bekeringen

Ankerpunten

Veel moderne Franse denkers bewegen zich naar een post-metafysisch wereldbeeld. Derrida is hier een duidelijk voorbeeld van. Eén van de wijzen waarop dit bij hem beslag krijgt is dat hij niet meer vanuit één woordcentrum wil denken, zoals Idee of God, maar uit een veelheid aan ‘meesterbetekenaars’. Decentralisatie van het denken, pogingen om aan de verankeringen aan één enkele ‘meesterbetekenaar’ te ontkomen, vinden we ook in het werk van Jacques Lacan. Maar in zijn collegereeks over de psychose zegt Lacan ook dat mensen desalniettemin ankerpunten nodig hebben. Hier begint de metafoor van de zeereis werkelijk haar grote kracht te tonen. Hoe sceptisch mensen ook zijn, in hoe weinig ze zeggen te geloven, toch zijn ze in de regel altijd nog stevig verankerd in een alledaagse wereld. Als er werkelijk sprake is van ontankering, dan is de waanzin nabij.

De overtocht

Hoe leef je na een psychose verder? Kom je in een cyclus van terugkerende psychotische perioden terecht? Is een periode van nieuwe ontankeringen onvermijdelijk, tenzij je je aan de alledaagse werkelijkheid vastketent met stalen medicijnen? In mijn tweede grote turbulente periode ben ik uit het water gevist. Door Jezus. Bekeringen en psychoses, ze hebben iets met elkaar gemeen. Ze worden allebei beschreven in een typisch passief taalgebruik, waarin je niet handelt maar waarin ‘dingen je overkomen’. Misschien zijn er nog meer ervaringen die bij dit type gerangschikt kunnen worden. Ik zal ook ingaan op een relatief onbekende tekst van Derrida waarin hij het belangrijkste filosofische ontdekkingsmoment in zijn leven beschrijft.

De bekeringen van René Girard

Hoe leef je na een bekering verder? Ben je voor eens en voor altijd genezen van alle kwalen die een mensenziel kunnen teisteren? We zoeken naar een antwoord op deze vraag in het leven René Girard, die in zijn leven twee bekeringen onderscheidt, welke bij hem kort na elkaar hebben plaatsgevonden. We zoeken naar de juiste woorden voor die twee verschillende ervaringsmomenten. Ook zullen we te rade gaan bij Peter Sloterdijk, die in zijn latere werk blijk geeft van grote interesse in bekeringsgebeurtenissen. In zijn boek Je moet je leven veranderen is hij op zoek naar een ‘algemene wendingskunde’. Het is in dit hoofdstuk dat ik het verslag van mijn reisavonturen kan afronden.

Deel 4: Afdalingen

Door eenvoud geslagen

In de eerst case-study naar psychoses bij andere auteurs richten we onze blik op de Duitse dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843). Toen hij in 1806 uit een psychiatrische kliniek in Tübingen werd ontslagen gaf de dienstdoende arts hem nog hooguit drie jaar te leven. Maar Hölderlin zou pas in 1843 overlijden. Het gangbare beeld dat van Hölderlins tweede levenshelft bestaat is dat hij al die tijd krankzinnig is geweest. Maar al heel lang wordt daar door veel Hölderlin-kenners ook aan getwijfeld. René Girard is gefascineerd door Hölderlin en beschrijft hem uiteindelijk niet als een waanzinnige maar als een bekeerling. Anderen gaan nog verder en maken van hem een mysticus. De leidraad in mijn bijdrage tot de bijzonder omvangrijke literatuur over dit onderwerp is de vraag of Hölderlin werkelijk ooit psychotisch is geweest.

Filosofisch hooggebergte

In dit hoofdstuk leg ik twee teksten naast elkaar waarin een denker kiest voor een nieuwe ‘meesterbetekenaar’. De eerste is Martin Heidegger met het woord Ereignis. De tweede is Robert Pirsig, auteur van Zen en de kunst van het motoronderhoud, met het woord Quality. Beiden menen met deze woorden een fundamenteel nieuw denken te hebben bereikt. Bij beiden spelen berglandschappen een belangrijke rol. Heidegger ontmoet in zijn bergreis sporen van Friedrich Hölderlin en Friedrich Nietzsche. Voor Pirsig loopt een hiketocht in de Rocky Mountains uit op een ontmoeting met Phaedrus, zijn vroegere zelf, die een aantal jaren eerder in de afgrond van een psychose was gestort. Het zijn gevaarlijke reizen. Pirsig ontsnapt ternauwernood aan zijn demon en weet op zijn motorfiets de Stille Oceaan te bereiken.

De afstand tot het sacrale

De psychose is in de terminologie van de mimetische theorie van Girard te begrijpen als een reis naar het sacrale toe. Genezing heeft bij hem steeds de vorm van een beweging van het sacrale af. Wat de alternatieve psychopathologische geneeskunst betreft kunnen we denken aan een sjamanistische onderdompeling in het sacrale, waarbij de healer de patiënt de duisternis in leidt, maar hem of haar ook weer uit de duisternis van het sacrale naar het licht kan leiden. Maar ook binnen filosofische discussies heeft een term als ‘naar het sacrale toe bewegen’ een enorme lading. Voor Girard althans. In het slothoofdstuk zullen we, voor de thema’s die we hebben aangeroerd, de onderliggende discussie tussen Girard, Derrida en Heidegger tot een einde brengen.

Extinction Rebellion

Vorig jaar zomer kwam ik op het spoor van de Duitse milieuactiviste Maja Göpel en haar in februari 2020 verschenen boek ‘Unsere Welt neu denken’ dat inmiddels in het Nederlands is vertaald als ‘Onze wereld nieuw denken’. Ik werkte aan ‘De overtocht’ en het boek ‘Je moet leven veranderen’ van Peter Sloterdijk lag vaak opengeslagen op mijn werktafel. Apocalypsen, bekeringen, een andere wereld, een ander leven – het greep allemaal in elkaar. Ik schreef een artikel ‘Corona als oefencrisis‘ en ging daarin in op een actie van Extinction Rebellion, waar Göpel aandacht aan besteed. Sindsdien kom ik deze actiegroep regelmatig tegen, soms gewoon onderweg naar mijn huis in Amsterdam-Noord.

Corona, feedbackloops en psychoses

Toen ik begon te schrijven aan De overtocht had ik voor het uitleggen wat een feedbackloop is een vol hoofdstuk ingeruimd. Het is het vierde hoofdstuk De angst van de tv-verkoper, waarin een relatie wordt gelegd tussen de positieve feedbackloop en apocalyptische angsten – dit aan de hand van het book I Am Strange Loop van Douglas Hofstadter. Het is ook in dit hoofdstuk dat ik in detail begin te vertellen wat mijn psychose heeft getriggerd. Een van de belangrijkste fenomenen aan de hand waarvan je kan uitleggen of aanschouwelijk kan maken hoe een positieve feedbackloop werkt is de epidemie.

Had ik het hoofdstuk na de uitbraak van de pandemie geschreven, dan was het waarschijnlijk een stuk korter geweest. Immers, we zijn al bijna anderhalf jaar dagelijks bezig met vragen over het binnen de perken houden van de corona-epidemie. Cruciaal in dit alles is wat de RIVM het ‘reproductiegetal’ noemt. Blijft dat getal boven de 1 liggen, dan zal het aantal besmettingen exponentieel blijven stijgen en op het laatst in geen enkele verhouding meer staan tot de capaciteit van de gezondheidszorg, of, op het laatst zelfs, tot de capaciteit van de uitvaartbranche.

Het reproductiegetal tussen 20 feb 2020 en 6 mei 2021

Ook veel psychoses volgen de logica van een positieve feedbackloop. ‘Positief’ betekent hier dat in iedere cirkelgang van de loop het signaal wordt versterkt. In wetenschappelijk onderzoek naar chemische processen in de hersenen bij mensen in een psychose keert het woord ‘feedbackloop’ herhaaldelijk terug. Met de huidige stand van de medische techniek is het mogelijk loops en abnormale patronen in de hersenactiviteit welke een psychose begeleiden in scans zichtbaar te maken. Met andere woorden, in het biomedische denken over psychoses speelt de feedbackloop een belangrijk rol.

Niet alleen op het niveau van de hersenfysiologie, maar ook op dat van de menselijke beleving, in termen van ideeën, van woorden of taal, van verlangens, kan de psychose als een feedbackloop worden beschreven. Dat is was ik in De overtocht heb proberen te doen. Een psychose begint niet in de hersenen, maar in de ziel. Een psychose is geen ziekte, maar een ontregeling in de feedbackhuishouding van het verlangen.

Een circulair patroon zoals in de epidemie – mensen die het virus oplopen, dat zich dan binnen het lichaam gaat vermenigvuldigen, zodat ze al vóór dat ze zelf ziek zijn geworden anderen met het virus kunnen besmetten – bestaat ook in een psychose. Bepaalde creatieve gedachten wekken een euforisch gevoel van inzicht en diepgang op, waardoor de creativiteit verder gestimuleerd kan worden zodat nieuwe gedachten en euforieën kunnen ontstaan.

Dergelijke cirkelgangen zien we ook in de mystiek en in religieuze extases, zij het op een minder ongecontroleerde wijze dan in een psychose. Ook religie speelt in De overtocht een belangrijke rol. Centraal staat niet zozeer de mystieke ervaring, maar het gegeven dat ik in de overgeleverde religie – voor mij persoonlijk is dat het christendom – een aanlegsteiger heb gevonden. Ja, het is echt een overtocht geweest…

Woorden die liggen te wachten

Hou oud moet je geworden zijn voor je werkelijk begrijpt wat een woord betekent? Zijn er woorden die zich al helemaal geven aan mensen van zeer jonge leeftijd? Zoals ‘stout’ misschien, of ‘lekker’? Bestaan er woorden waarvan sommige mensen, hoewel ze ze heus wel leren hanteren, de diepere of meer doorleefde betekenis nooit werkelijk zullen leren kennen? Zijn er woorden die pas in een onverwachte, bijzondere of extreme situatie hun volledige zeggingskracht prijsgeven? Die rustig in de taal hebben liggen wachten en onverwacht in tijden van grote sociale onrust, van rampen en pestilentiën, tot spreken komen? Een zo’n woord is misschien ‘huiveren’. Er zijn veel mensen die pas met het uitbreken van corona voor de eerste keer in hun leven daadwerkelijk hebben gehuiverd. Die beseft hebben dat dat ‘huiveren’ veel verder gaat dan ze tot dan toe hadden aangenomen.

Het vreemde van woorden is dat je ze al kunt plaatsen vóór dat ze werkelijk voor jou gesproken hebben. Kinderen snappen al op jonge leeftijd dat ‘rouwen’ datgene is wat mensen doen als ze een dierbare hebben verloren. Ze kunnen zich er misschien ook wel iets bij voorstellen, hoe dat zou zijn – als pappa of mamma er niet meer is… Misschien hebben ze er soms onrustige dromen over… De meeste mensen hebben bij het bereiken van de puberteit al verschillende uitvaarten meegemaakt, hebben daar rondgekeken, of hebben zich een moment laten meeslepen door alle emoties die daar vrijelijk mogen stromen. Ik herinner me de novelle Seize the Day van Saul Bellow die eindigt in een kerk, waarin een man onbedaarlijk aan het huilen slaat bij een uitvaart van iemand die hij helemaal niet kent. Zelf heb ik achtendertig jaar oud moeten worden voor ik werkelijk wist wat rouwen was. Zomaar opeens kwam dat telefoontje uit Waalwijk, was er die plotselinge treinreis van Amsterdam naar ’s-Hertogenbosch. Het was in een tijd dat het slecht ging met de Nederlandse Spoorwegen en de trein ergens in de Betuwe ook nog eens meer dan een half uur stil in het landschap heeft gestaan.

Ervaringsdeskundigheid in een psychose maakt dat je bekend bent met een aantal woorden die mogelijk voor latere levensmomenten op je lagen te wachten. Ik merk het vaker op in De overtocht: psychoten kunnen meestal uitstekend redeneren, maar zijn heel ongeduldig. Ze eigenen zich contexten en leefwerelden toe, aangedreven door het verlangen in een groter huis te wonen, meer ruimte te hebben dan je adolescente studeerkamertje kan bieden. Soms worden dat kathedralen en paleizen. Allerlei woorden die mystici gebruiken, zoals ‘eenwording’, ‘oceanische gevoelens’, ‘het licht zien’, ‘satori’ heb je binnen een beetje psychose al heel vroeg in je leven geproefd. En je hebt gehuiverd, lang voor mensen om je heen mee konden huiveren, en de diepte van dit woord konden doorvoelen.

Het vreemde is dat een psychose je ook al heel vroeg aan het ‘stamelen’ brengt. Stamelen, dat wil zeggen, met de beste wil van de wereld niet in staat uit te drukken wat je daadwerkelijk beleeft. Of om uit De overtocht te citeren: ‘Voor wat er op dat moment door mij heen ging zijn er, wederom, geen woorden. Zo gaat dat nou eenmaal in psychoses, je valt van de ene onbeschrijflijkheid in de andere.’ Mogelijk bestaan er ervaringen waarvoor er zelfs helemaal geen woorden zíjn. Het paradoxale is dat in deze betekenislacunes andere woorden plotseling een rol kunnen opeisen, of zomaar kunnen neerdwarrelen. Woorden die angst aan kunnen jagen, maar ook woorden die kunnen troosten en steunen zoals je nooit gedacht had dat diezelfde woorden dat ooit zouden kunnen doen. Of zoals Robert Pirsig aan het einde van Zen en de kunst van het motoronderhoud de hymne You Gotta Walk that Lonesome Valley noemt, als de Quality waar hij honderden pagina’s lang over gefilosofeerd heeft hem helemaal in bezit heeft genomen. Daar ben je nu, dit is jouw eenzame weg, niemand kan deze weg gaan zoals jij hem moet gaan…

Never thought I’d meet so many people…

Is dit een coming out? Over dingen die meer dan dertig, ja soms meer dan veertig jaar geleden gebeurd zijn? En tegenover wie? In de loop der jaren heb ik met veel verschillende mensen te maken gehad – familie, schoonfamilie(s), studievrienden, collega’s, kerkgenoten, lotgenoten in een studiekring of een therapiegroep, buren en ga zo maar door. Nooit gedacht dat ik zoveel mensen in mijn leven zou tegenkomen, of zoals David Bowie in zijn onvergetelijke nummer Five Years zingt: never thought I’d meet so many people… En bij hem zijn het nog maar vijf jaren… Ja, soms werd het contact intensief en kwam er iets duurzaams uit voort. Soms werd ik verliefd, soms sloot ik een vriendschap, en ook vond ik mijn levenspartner in die veelheid van al die vele, verschillende mensen.

In die duizenden interessante ontmoetingen zakken dingen soms weg. Zoals dat kan gaan. Met sommigen heb ik het er wel eens over gehad – dat ik ooit een psychose heb ondergaan – met anderen niet. Hoewel ik mezelf niet zie als iemand die in een rijk sociaal leven excelleert, heb ik het toch vaak te druk gehad met mensen-tegenkomen om in dit alles nauwkeurig te kunnen zijn. Soms praat je wat na, drink je een glas wijn, en zeg je wat… Ik heb nooit, never, zo schrijf ik ook in mijn boek, meegemaakt dat iemand schamper ging doen nadat ik mijn stukje psychopathologische levenshistorie bekend had gemaakt. Ook schrijf ik in mijn boek over hoe dit verleden, een verleden met een psychose, me soms kan ontvallen. Sommige mensen wisten het al lang en voor anderen komt het als een verrassing,

Een psychose… ja, zo heel bijzonder is het eigenlijk niet. Velen zijn mij voorgegaan en velen na mij zullen vergelijkbare curieuze reisavonturen mee gaan maken. Zeker, het is een gevaarlijke reis. Ik schrijf over afgronden waarin mensen in kunnen vallen en draaikolken waarin mensen meegezogen kunnen worden. Mijn hart is bij hen die in dit avontuur geworpen worden… Het loopt lang niet altijd goed af en ook bij mij zijn er in het begin gevaarlijke periodes geweest. Soms heb ik het gevoel dat ik over de toekomstige psychonauten, deze geestelijke reisavonturiers die meestal niet weten waar ze aan begonnen zijn, als een engel zou willen waken. Maar voorlopig ben ik nog geen engel, en ben ik van plan de geranium-gerechtigde leeftijd te bereiken. Ik denk dat het dragen van mondkapjes mijn kansen daartoe vergroot, maar dat is een andere discussie waarop ik hier verder niet in zal gaan…

Qua cijfers gaat het met psychoses daadwerkelijk om percentages van de bevolking. Iets wat ligt in de orde van grootte van diabetes of homoseksualiteit. In elke familie is of heeft iemand het wel, en worden de bijbehorende drama’s ondergaan… Religieus worden in de tweede helft van de 20ste eeuw, waar De overtocht óók over gaat, is misschien wel bijzonderder dan al die spectaculaire psychopathologische special effects. Ik ben niet teruggekeerd tot een klassieke, traditionele, ‘metafysische’ manier van geloven, maar ik heb een deur opengezet naar Jezus Christus. Of eerder – want als je het echt meemaakt gaat het bijna altijd zo – Jezus heeft een deur opengezet naar mij. Voor mij betekende dit ook dat kerken ophielden drempels te zijn. En het betekende ook dat ik anders ging denken over de paus (maar met Franciscus II hebben meer mensen daar last van…)

Mijn boek gaat niet over hoe het precies in elkaar zit met mijn geloof, maar vestigt wel de aandacht op de vraag hoe psychoses en bekeringen in elkaar kunnen grijpen. Een van de theologen die ik aanhaal is John D. Caputo, met wiens manier van denken ik mij verwant voel. Mensen die geïnteresseerd zijn in Caputo zou ik willen adviseren deze pagina te bookmarken, want ik zal meer over hem gaan zeggen dan ik in het bestek van deze korte zelf-introductie kan doen. Hij heeft vele prachtige boeken geschreven, onder andere over Heidegger en Derrida. En regelmatig zegt hij tussen al zijn diepzinnige filosofische beschouwingen door: aan het eind van dit hoofdstuk zal ik voor wie nog even wil blijven hangen een mooi stukje orgelmuziek laten klinken… Dat is ook een beetje de mentaliteit van mijn boek, alhoewel het mij aan de geleerdheid van iemand als Caputo ontbreekt.

Maar terug naar de waanzin en de psychopathologie. Voor mij blijft mijn psychose een van mijn belangrijkste levenservaringen. Het is een kernachtig brokstuk onvergetelbaarheid waarover ik tot op de dag van vandaag wil blijven vertellen. Soms noem ik het ‘de navel van mijn belevingswereld’. Maar meer dan een centrum of een punt, is het – in mijn verhaal – een reis, een overtocht, van de ene levensoriëntatie naar een andere.

Verdere informatie over mijn boek is te vinden op deze website. Later dit voorjaar wil ik een serie columns opstarten die aansluiten bij mijn boek, en waarin ik mijn misschien soms schemerachtige licht (maar schemerlicht is vaak mooier dan hel zonlicht) over deze wereld wil laten schijnen. Als lid van een kerkgemeente , als Girardiaan en als ex-waanzinnige, of misschien kan ik beter zeggen, als psychonaut met een cv.

Spreken in Tongen

Over de periode tussen Pasen en Pinksteren is heel weinig bekend. De teksten die ons daar iets over vertellen vinden we aan het eind van de Evangeliën en het begin van het boek Handelingen. Na het aantreffen van het lege graf, zijn er diverse momenten waarop mensen Jezus ervaren, zien, aanraken zelfs, maar over hoe zich dat in de tijd heeft afgespeeld valt nauwelijks iets te zeggen. Het is niet alleen het verhaal van de apostelen. Er gonzen geruchten, er zijn vermoedens, er is een verlangen naar de terugkeer van Jezus. Op de momenten dat Jezus verschijnt hebben mensen het meestal pas laat in de gaten, en soms herinneren zij hoe hun het harten brandden toen hij met hen sprak.

Op Pinksteren breekt het geloof in de opstanding van Jezus naar buiten. Het wordt beschreven als een groot wonder waarbij veel mensen betrokken zijn. Er dalen vuurtongen neer op de hoofden van de gelovigen en men barst los in wat in de Bijbeltekst ‘glossolalie’ wordt genoemd, meestal vertaald als ‘spreken in tongen’. Het zijn extatische momenten waarin een aantal mensen een bijzondere vorm van communicatie ondergaan, die ze begrijpen als een wonderbaarlijk kunnen spreken met iemand met een andere moedertaal. Als Petrus het woord neemt en de vervoerde mensen toespreekt, dan is de eerste christengemeenschap daadwerkelijk ontstaan.

Dit openbaar of publiek worden, dit naar buiten treden, zou je als een vorm van coming out kunnen beschrijven. Er is nu geen twijfel meer mogelijk, alle onbestemde gevoelens en verlangens krijgen contouren, het verhaal waarmee de evangelisten eindigen wordt door een van hen, Lucas, opgepakt en verder verteld. Het is een echte sequel – een the return of… verhaal. Now he is back as the Holy Spirit, and maybe we can understand Him a little bit better than we did when he shared our lives with us as the son of God…

*****

Coming out, we vertalen het meestal in het Nederlands als ‘uit de kast komen’. Het is een term, die als eerste, zover ik weet, circuleerde onder jonge homoseksuelen. Het betreft het moment dat ze hun seksuele voorkeur voor de wereld bekend maken. De tijden van angsten en twijfels – vaak ook hele eenzame tijden – wordt daarmee afgesloten. Het is nu zo, mensen mogen het weten… Laten de anderen maar denken wat ze denken, en vinden wat ze vinden…

Deze metafoor van het uit de kast komen, kan op allerlei levensgebieden worden toegepast. Wat betreft mijn psychiatrische avonturen – en na het publiceren van mijn boek De overtocht: Filosofische blik op een psychose heb ik dit weer diverse keren mee mogen maken – denken mensen vaak dat het vertellen van een verhaal over een psychose altijd ook zo’n uitbraak is, een uitbraak van iets waar je je misschien wel decennialang voor hebt geschaamd. Maar dat is eigenlijk helemaal niet mijn ervaring. In de jaren tachtig, toen het allemaal gebeurd is, heb ik al heel snel door gekregen dat je met een verhaal over een psychose aandacht kan trekken, zelfs gevoelens van bewondering of respect kan opwekken. Ja, een stevig psychiatrisch reisavontuur kun je op allerlei manieren exploiteren, en een van de redenen dat ik er soms terughoudend mee was, was dat ik andere mensen, met hun vaak veel diffusere psychische worstelingen, ook spreekruimte wilde geven. Daarover schrijf ik met name in hoofdstuk 2, ‘Botsende trauma’s’. Ik zal niet nog weer eens een keer over mijn waantijd beginnen, heb ik soms gedacht, want dan kaap je elke aandacht weg die nu naar iemand anders dient te gaan.

Heel anders was dat met mijn christelijke gevoelens en ideeën. Het is misschien wat overdreven om te spreken in termen van uitbaten of exploiteren, maar zoiets was er in de jaren tachtig zeker niet bij. Mijn terughoudendheid hierin had alles te maken met het feit dat ik niet uitgelachen wilde worden, niet als achterlijk wilde worden gezien en vooral geen zin had om in vervelende discussies terecht te komen waarin in spottende trant gevraagd werd of ik een godsbewijs kon leveren of iets anders uit wat dan beschouwd werd als het christelijk-filosofische rariteitenkabinet. Op FaceBook heb ik diverse keren berichten gelezen van jonge mensen die het bekendmaken van hun religieuze levensovertuiging letterlijk in termen van een ‘coming out’ beschreven. Ik kan dat begrijpen. Dit alles maakt dat ik in de loop der tijd een speciale gevoeligheid voor het Pinksterverhaal heb ontwikkeld.

In mijn boek schrijf ik over het ‘spreken in tongen’ in hoofdstuk 3, getiteld, ‘Nog iets over het niets’. Op ‘uit de kast komen’ ga ik in in hoofdstuk 8, het bekeringshoofdstuk, dat dezelfde titel draagt als het boek als geheel. Ik eindig met een citaat uit dat hoofdstuk: ‘Voor sommige studenten met wie ik omging, bezig met Marx of Sartre, Freud of Foucault, was de EO nog het meeste een ideologisch instituut dat mensen wilde opzadelen met aftandse ideeën over een godsbestaan en daarmee iets belangrijks in-en-in menselijks – meestal nog steeds seks – zou willen onderdrukken. Diezelfde studenten konden dan een paar dagen later met opengesperde ogen naar de VPRO kijken, als daar iemand het relaas zou doen van een of ander psychiatrisch avontuur, laten we zeggen, eh… ja, een psychose. Er zijn decennia geweest waarin het in veel kringen gemakkelijker was als psychoot uit de kast te komen dan als bekeerling. Het was, toen, in de jaren tachtig in ieder geval, geen goed klimaat om de mogelijkheid te onderzoeken of deze twee ervaringen weleens iets met elkaar gemeen zouden kunnen hebben.’

De overtocht kan besteld worden in de webshop van uitgeverij Lontano.

Meer over de inhoud van De overtocht is ook te vinden op deze website.

As if on a journey…

A psychosis is a journey without a definite goal. If it is travel at sea, there are storms which may sink your ship, or there are vortices which may draw you down in endless depths. If it is a hike through mountainous area, there are precipices and chasms that can suck you in, or there are avalanches which may drag you down. You started this journey all alone, without equipment, without a map or a compass, without being vaccinated – you just started the journey, not on a specific moment, but just right away, without having listened to weather reports, and without taking out a travel insurance. There is no destination, no route, and even no note with telephone numbers of people who need to be informed in case of emergency.

In De overtocht – the full title translates as The Crossing: Philosophical View on a Psychosis – psychosis is being described as a journey into an area where many differences will be dissolved – like differences between presumption and truth, between tiny cares and extreme panic, between desire and fullfilment. Also, the sense of difference needed for navigating through everyday life is at stake in this area. A journey like that will always be highly exciting, however… it is not a definitely lonely journey: in the landscape or the area where differences may disappear, you may find many traces of mystics, artists, philosophers, drug users and a host of other people who in some kind of way may diverge from giving the highest priority to being attuned to everyday life.

From his own experience, the author will focus on a number of vortices and turbulences he experienced during his adolescence. One of these whirls ended in a psychiatric hospital, another one in the Christian faith. Supported by a number of philosophers, the most important of which are: Martin Heidegger, Jacques Derrida and René Girard – the author tries to get to grips with what has happened during those journeys. Finally, we should mention Peter Sloterdijk, the famous German philosopher who once called himself a ‘psychonaut’. It is the work of this philosopher from which the metaphor of the journey is taken. Due attention will be paid to what Sloterdijk has to say about these voyages.

Coming out?

Is dit een coming out? Over dingen die meer dan dertig, ja soms meer dan veertig jaar geleden gebeurd zijn? En tegenover wie? In de loop der jaren heb ik met veel verschillende mensen te maken gehad – familie, schoonfamilie(s), studievrienden, collega’s, kerkgenoten, lotgenoten in een studiekring of een therapiegroep, buren en ga zo maar door. Nooit gedacht dat ik zoveel mensen in mijn leven zou tegenkomen, of zoals David Bowie in zijn onvergetelijke nummer Five Years zingt: never thought I’d meet so many people… En bij hem zijn het nog maar vijf jaren… Ja, soms werd het contact intensief en kwam er iets duurzaams uit voort. Soms werd ik verliefd, soms sloot ik een vriendschap, en ook vond ik mijn levenspartner in die veelheid van al die vele, verschillende mensen.

In die duizenden interessante ontmoetingen zakken dingen soms weg. Zoals dat kan gaan. Met sommigen heb ik het er wel eens over gehad – dat ik ooit een psychose heb ondergaan – met anderen niet. Hoewel ik mezelf niet zie als iemand die in een rijk sociaal leven excelleert, heb ik het toch vaak te druk gehad met mensen-tegenkomen om in dit alles nauwkeurig te kunnen zijn. Soms praat je wat na, drink je een glas wijn, en zeg je wat… Ik heb nooit, never, zo schrijf ik ook in mijn boek, meegemaakt dat iemand schamper ging doen nadat ik mijn stukje psychopathologische levenshistorie bekend had gemaakt. Ook schrijf ik in mijn boek over hoe dit verleden, een verleden met een psychose, me soms kan ontvallen. Sommige mensen wisten het al lang en voor anderen komt het als een verrassing,

Een psychose… ja, zo heel bijzonder is het eigenlijk niet. Velen zijn mij voorgegaan en velen na mij zullen vergelijkbare curieuze reisavonturen mee gaan maken. Zeker, het is een gevaarlijke reis. Ik schrijf over afgronden waarin mensen in kunnen vallen en draaikolken waarin mensen meegezogen kunnen worden. Mijn hart is bij hen die in dit avontuur geworpen worden… Het loopt lang niet altijd goed af en ook bij mij zijn er in het begin gevaarlijke periodes geweest. Soms heb ik het gevoel dat ik over de toekomstige psychonauten, deze geestelijke reisavonturiers die meestal niet weten waar ze aan begonnen zijn, als een engel zou willen waken. Maar voorlopig ben ik nog geen engel, en ben ik van plan de geranium-gerechtigde leeftijd te bereiken. Ik denk dat het dragen van mondkapjes mijn kansen daartoe vergroot, maar dat is een andere discussie waarop ik hier verder niet in zal gaan…

Qua cijfers gaat het met psychoses daadwerkelijk om percentages van de bevolking. Iets wat ligt in de orde van grootte van diabetes of homoseksualiteit. In elke familie is of heeft iemand het wel, en worden de bijbehorende drama’s ondergaan… Religieus worden in de tweede helft van de 20ste eeuw, waar De overtocht óók over gaat, is misschien wel bijzonderder dan al die spectaculaire psychopathologische special effects. Ik ben niet teruggekeerd tot een klassieke, traditionele, ‘metafysische’ manier van geloven, maar ik heb een deur opengezet naar Jezus Christus. Of eerder – want als je het echt meemaakt gaat het bijna altijd zo – Jezus heeft een deur opengezet naar mij. Voor mij betekende dit ook dat kerken ophielden drempels te zijn. En het betekende ook dat ik anders ging denken over de paus (maar met Franciscus II hebben meer mensen daar last van…)

Mijn boek gaat niet over hoe het precies in elkaar zit met mijn geloof, maar vestigt wel de aandacht op de vraag hoe psychoses en bekeringen in elkaar kunnen grijpen. Een van de theologen die ik aanhaal is John D. Caputo, met wiens manier van denken ik mij verwant voel. Mensen die geïnteresseerd zijn in Caputo zou ik willen adviseren deze pagina te bookmarken, want ik zal meer over hem gaan zeggen dan ik in het bestek van deze korte zelf-introductie kan doen. Hij heeft vele prachtige boeken geschreven, onder andere over Heidegger en Derrida. En regelmatig zegt hij tussen al zijn diepzinnige filosofische beschouwingen door: aan het eind van dit hoofdstuk zal ik voor wie nog even wil blijven hangen een mooi stukje orgelmuziek laten klinken… Dat is ook een beetje de mentaliteit van mijn boek, alhoewel het mij aan de geleerdheid van iemand als Caputo ontbreekt.

Maar terug naar de waanzin en de psychopathologie. Voor mij blijft mijn psychose een van mijn belangrijkste levenservaringen. Het is een kernachtig brokstuk onvergetelbaarheid waarover ik tot op de dag van vandaag wil blijven vertellen. Soms noem ik het ‘de navel van mijn belevingswereld’. Maar meer dan een centrum of een punt, is het – in mijn verhaal – een reis, een overtocht, van de ene levensoriëntatie naar een andere.

Verdere informatie over mijn boek is te vinden op deze website. Later dit voorjaar wil ik een serie columns opstarten die aansluiten bij mijn boek, en waarin ik mijn misschien soms schemerachtige licht (maar schemerlicht is vaak mooier dan hel zonlicht) over deze wereld wil laten schijnen. Als lid van een kerkgemeente , als Girardiaan en als ex-waanzinnige, of misschien kan ik beter zeggen, als psychonaut met een cv.