Corona, feedbackloops en psychoses

Toen ik begon te schrijven aan De overtocht had ik voor het uitleggen wat een feedbackloop is een vol hoofdstuk ingeruimd. Het is het vierde hoofdstuk De angst van de tv-verkoper, waarin een relatie wordt gelegd tussen de positieve feedbackloop en apocalyptische angsten – dit aan de hand van het book I Am Strange Loop van Douglas Hofstadter. Het is ook in dit hoofdstuk dat ik in detail begin te vertellen wat mijn psychose heeft getriggerd. Een van de belangrijkste fenomenen aan de hand waarvan je kan uitleggen of aanschouwelijk kan maken hoe een positieve feedbackloop werkt is de epidemie.

Had ik het hoofdstuk na de uitbraak van de pandemie geschreven, dan was het waarschijnlijk een stuk korter geweest. Immers, we zijn al bijna anderhalf jaar dagelijks bezig met vragen over het binnen de perken houden van de corona-epidemie. Cruciaal in dit alles is wat de RIVM het ‘reproductiegetal’ noemt. Blijft dat getal boven de 1 liggen, dan zal het aantal besmettingen exponentieel blijven stijgen en op het laatst in geen enkele verhouding meer staan tot de capaciteit van de gezondheidszorg, of, op het laatst zelfs, tot de capaciteit van de uitvaartbranche.

Het reproductiegetal tussen 20 feb 2020 en 6 mei 2021

Ook veel psychoses volgen de logica van een positieve feedbackloop. ‘Positief’ betekent hier dat in iedere cirkelgang van de loop het signaal wordt versterkt. In wetenschappelijk onderzoek naar chemische processen in de hersenen bij mensen in een psychose keert het woord ‘feedbackloop’ herhaaldelijk terug. Met de huidige stand van de medische techniek is het mogelijk loops en abnormale patronen in de hersenactiviteit welke een psychose begeleiden in scans zichtbaar te maken. Met andere woorden, in het biomedische denken over psychoses speelt de feedbackloop een belangrijk rol.

Niet alleen op het niveau van de hersenfysiologie, maar ook op dat van de menselijke beleving, in termen van ideeën, van woorden of taal, van verlangens, kan de psychose als een feedbackloop worden beschreven. Dat is was ik in De overtocht heb proberen te doen. Een psychose begint niet in de hersenen, maar in de ziel. Een psychose is geen ziekte, maar een ontregeling in de feedbackhuishouding van het verlangen.

Een circulair patroon zoals in de epidemie – mensen die het virus oplopen, dat zich dan binnen het lichaam gaat vermenigvuldigen, zodat ze al vóór dat ze zelf ziek zijn geworden anderen met het virus kunnen besmetten – bestaat ook in een psychose. Bepaalde creatieve gedachten wekken een euforisch gevoel van inzicht en diepgang op, waardoor de creativiteit verder gestimuleerd kan worden zodat nieuwe gedachten en euforieën kunnen ontstaan.

Dergelijke cirkelgangen zien we ook in de mystiek en in religieuze extases, zij het op een minder ongecontroleerde wijze dan in een psychose. Ook religie speelt in De overtocht een belangrijke rol. Centraal staat niet zozeer de mystieke ervaring, maar het gegeven dat ik in de overgeleverde religie – voor mij persoonlijk is dat het christendom – een aanlegsteiger heb gevonden. Ja, het is echt een overtocht geweest…

Woorden die liggen te wachten

Hou oud moet je geworden zijn voor je werkelijk begrijpt wat een woord betekent? Zijn er woorden die zich al helemaal geven aan mensen van zeer jonge leeftijd? Zoals ‘stout’ misschien, of ‘lekker’? Bestaan er woorden waarvan sommige mensen, hoewel ze ze heus wel leren hanteren, de diepere of meer doorleefde betekenis nooit werkelijk zullen leren kennen? Zijn er woorden die pas in een onverwachte, bijzondere of extreme situatie hun volledige zeggingskracht prijsgeven? Die rustig in de taal hebben liggen wachten en onverwacht in tijden van grote sociale onrust, van rampen en pestilentiën, tot spreken komen? Een zo’n woord is misschien ‘huiveren’. Er zijn veel mensen die pas met het uitbreken van corona voor de eerste keer in hun leven daadwerkelijk hebben gehuiverd. Die beseft hebben dat dat ‘huiveren’ veel verder gaat dan ze tot dan toe hadden aangenomen.

Het vreemde van woorden is dat je ze al kunt plaatsen vóór dat ze werkelijk voor jou gesproken hebben. Kinderen snappen al op jonge leeftijd dat ‘rouwen’ datgene is wat mensen doen als ze een dierbare hebben verloren. Ze kunnen zich er misschien ook wel iets bij voorstellen, hoe dat zou zijn – als pappa of mamma er niet meer is… Misschien hebben ze er soms onrustige dromen over… De meeste mensen hebben bij het bereiken van de puberteit al verschillende uitvaarten meegemaakt, hebben daar rondgekeken, of hebben zich een moment laten meeslepen door alle emoties die daar vrijelijk mogen stromen. Ik herinner me de novelle Seize the Day van Saul Bellow die eindigt in een kerk, waarin een man onbedaarlijk aan het huilen slaat bij een uitvaart van iemand die hij helemaal niet kent. Zelf heb ik achtendertig jaar oud moeten worden voor ik werkelijk wist wat rouwen was. Zomaar opeens kwam dat telefoontje uit Waalwijk, was er die plotselinge treinreis van Amsterdam naar ’s-Hertogenbosch. Het was in een tijd dat het slecht ging met de Nederlandse Spoorwegen en de trein ergens in de Betuwe ook nog eens meer dan een half uur stil in het landschap heeft gestaan.

Ervaringsdeskundigheid in een psychose maakt dat je bekend bent met een aantal woorden die mogelijk voor latere levensmomenten op je lagen te wachten. Ik merk het vaker op in De overtocht: psychoten kunnen meestal uitstekend redeneren, maar zijn heel ongeduldig. Ze eigenen zich contexten en leefwerelden toe, aangedreven door het verlangen in een groter huis te wonen, meer ruimte te hebben dan je adolescente studeerkamertje kan bieden. Soms worden dat kathedralen en paleizen. Allerlei woorden die mystici gebruiken, zoals ‘eenwording’, ‘oceanische gevoelens’, ‘het licht zien’, ‘satori’ heb je binnen een beetje psychose al heel vroeg in je leven geproefd. En je hebt gehuiverd, lang voor mensen om je heen mee konden huiveren, en de diepte van dit woord konden doorvoelen.

Het vreemde is dat een psychose je ook al heel vroeg aan het ‘stamelen’ brengt. Stamelen, dat wil zeggen, met de beste wil van de wereld niet in staat uit te drukken wat je daadwerkelijk beleeft. Of om uit De overtocht te citeren: ‘Voor wat er op dat moment door mij heen ging zijn er, wederom, geen woorden. Zo gaat dat nou eenmaal in psychoses, je valt van de ene onbeschrijflijkheid in de andere.’ Mogelijk bestaan er ervaringen waarvoor er zelfs helemaal geen woorden zíjn. Het paradoxale is dat in deze betekenislacunes andere woorden plotseling een rol kunnen opeisen, of zomaar kunnen neerdwarrelen. Woorden die angst aan kunnen jagen, maar ook woorden die kunnen troosten en steunen zoals je nooit gedacht had dat diezelfde woorden dat ooit zouden kunnen doen. Of zoals Robert Pirsig aan het einde van Zen en de kunst van het motoronderhoud de hymne You Gotta Walk that Lonesome Valley noemt, als de Quality waar hij honderden pagina’s lang over gefilosofeerd heeft hem helemaal in bezit heeft genomen. Daar ben je nu, dit is jouw eenzame weg, niemand kan deze weg gaan zoals jij hem moet gaan…

Never thought I’d meet so many people…

Is dit een coming out? Over dingen die meer dan dertig, ja soms meer dan veertig jaar geleden gebeurd zijn? En tegenover wie? In de loop der jaren heb ik met veel verschillende mensen te maken gehad – familie, schoonfamilie(s), studievrienden, collega’s, kerkgenoten, lotgenoten in een studiekring of een therapiegroep, buren en ga zo maar door. Nooit gedacht dat ik zoveel mensen in mijn leven zou tegenkomen, of zoals David Bowie in zijn onvergetelijke nummer Five Years zingt: never thought I’d meet so many people… En bij hem zijn het nog maar vijf jaren… Ja, soms werd het contact intensief en kwam er iets duurzaams uit voort. Soms werd ik verliefd, soms sloot ik een vriendschap, en ook vond ik mijn levenspartner in die veelheid van al die vele, verschillende mensen.

In die duizenden interessante ontmoetingen zakken dingen soms weg. Zoals dat kan gaan. Met sommigen heb ik het er wel eens over gehad – dat ik ooit een psychose heb ondergaan – met anderen niet. Hoewel ik mezelf niet zie als iemand die in een rijk sociaal leven excelleert, heb ik het toch vaak te druk gehad met mensen-tegenkomen om in dit alles nauwkeurig te kunnen zijn. Soms praat je wat na, drink je een glas wijn, en zeg je wat… Ik heb nooit, never, zo schrijf ik ook in mijn boek, meegemaakt dat iemand schamper ging doen nadat ik mijn stukje psychopathologische levenshistorie bekend had gemaakt. Ook schrijf ik in mijn boek over hoe dit verleden, een verleden met een psychose, me soms kan ontvallen. Sommige mensen wisten het al lang en voor anderen komt het als een verrassing,

Een psychose… ja, zo heel bijzonder is het eigenlijk niet. Velen zijn mij voorgegaan en velen na mij zullen vergelijkbare curieuze reisavonturen mee gaan maken. Zeker, het is een gevaarlijke reis. Ik schrijf over afgronden waarin mensen in kunnen vallen en draaikolken waarin mensen meegezogen kunnen worden. Mijn hart is bij hen die in dit avontuur geworpen worden… Het loopt lang niet altijd goed af en ook bij mij zijn er in het begin gevaarlijke periodes geweest. Soms heb ik het gevoel dat ik over de toekomstige psychonauten, deze geestelijke reisavonturiers die meestal niet weten waar ze aan begonnen zijn, als een engel zou willen waken. Maar voorlopig ben ik nog geen engel, en ben ik van plan de geranium-gerechtigde leeftijd te bereiken. Ik denk dat het dragen van mondkapjes mijn kansen daartoe vergroot, maar dat is een andere discussie waarop ik hier verder niet in zal gaan…

Qua cijfers gaat het met psychoses daadwerkelijk om percentages van de bevolking. Iets wat ligt in de orde van grootte van diabetes of homoseksualiteit. In elke familie is of heeft iemand het wel, en worden de bijbehorende drama’s ondergaan… Religieus worden in de tweede helft van de 20ste eeuw, waar De overtocht óók over gaat, is misschien wel bijzonderder dan al die spectaculaire psychopathologische special effects. Ik ben niet teruggekeerd tot een klassieke, traditionele, ‘metafysische’ manier van geloven, maar ik heb een deur opengezet naar Jezus Christus. Of eerder – want als je het echt meemaakt gaat het bijna altijd zo – Jezus heeft een deur opengezet naar mij. Voor mij betekende dit ook dat kerken ophielden drempels te zijn. En het betekende ook dat ik anders ging denken over de paus (maar met Franciscus II hebben meer mensen daar last van…)

Mijn boek gaat niet over hoe het precies in elkaar zit met mijn geloof, maar vestigt wel de aandacht op de vraag hoe psychoses en bekeringen in elkaar kunnen grijpen. Een van de theologen die ik aanhaal is John D. Caputo, met wiens manier van denken ik mij verwant voel. Mensen die geïnteresseerd zijn in Caputo zou ik willen adviseren deze pagina te bookmarken, want ik zal meer over hem gaan zeggen dan ik in het bestek van deze korte zelf-introductie kan doen. Hij heeft vele prachtige boeken geschreven, onder andere over Heidegger en Derrida. En regelmatig zegt hij tussen al zijn diepzinnige filosofische beschouwingen door: aan het eind van dit hoofdstuk zal ik voor wie nog even wil blijven hangen een mooi stukje orgelmuziek laten klinken… Dat is ook een beetje de mentaliteit van mijn boek, alhoewel het mij aan de geleerdheid van iemand als Caputo ontbreekt.

Maar terug naar de waanzin en de psychopathologie. Voor mij blijft mijn psychose een van mijn belangrijkste levenservaringen. Het is een kernachtig brokstuk onvergetelbaarheid waarover ik tot op de dag van vandaag wil blijven vertellen. Soms noem ik het ‘de navel van mijn belevingswereld’. Maar meer dan een centrum of een punt, is het – in mijn verhaal – een reis, een overtocht, van de ene levensoriëntatie naar een andere.

Verdere informatie over mijn boek is te vinden op deze website. Later dit voorjaar wil ik een serie columns opstarten die aansluiten bij mijn boek, en waarin ik mijn misschien soms schemerachtige licht (maar schemerlicht is vaak mooier dan hel zonlicht) over deze wereld wil laten schijnen. Als lid van een kerkgemeente , als Girardiaan en als ex-waanzinnige, of misschien kan ik beter zeggen, als psychonaut met een cv.

Spreken in Tongen

Over de periode tussen Pasen en Pinksteren is heel weinig bekend. De teksten die ons daar iets over vertellen vinden we aan het eind van de Evangeliën en het begin van het boek Handelingen. Na het aantreffen van het lege graf, zijn er diverse momenten waarop mensen Jezus ervaren, zien, aanraken zelfs, maar over hoe zich dat in de tijd heeft afgespeeld valt nauwelijks iets te zeggen. Het is niet alleen het verhaal van de apostelen. Er gonzen geruchten, er zijn vermoedens, er is een verlangen naar de terugkeer van Jezus. Op de momenten dat Jezus verschijnt hebben mensen het meestal pas laat in de gaten, en soms herinneren zij hoe hun het harten brandden toen hij met hen sprak.

Op Pinksteren breekt het geloof in de opstanding van Jezus naar buiten. Het wordt beschreven als een groot wonder waarbij veel mensen betrokken zijn. Er dalen vuurtongen neer op de hoofden van de gelovigen en men barst los in wat in de Bijbeltekst ‘glossolalie’ wordt genoemd, meestal vertaald als ‘spreken in tongen’. Het zijn extatische momenten waarin een aantal mensen een bijzondere vorm van communicatie ondergaan, die ze begrijpen als een wonderbaarlijk kunnen spreken met iemand met een andere moedertaal. Als Petrus het woord neemt en de vervoerde mensen toespreekt, dan is de eerste christengemeenschap daadwerkelijk ontstaan.

Dit openbaar of publiek worden, dit naar buiten treden, zou je als een vorm van coming out kunnen beschrijven. Er is nu geen twijfel meer mogelijk, alle onbestemde gevoelens en verlangens krijgen contouren, het verhaal waarmee de evangelisten eindigen wordt door een van hen, Lucas, opgepakt en verder verteld. Het is een echte sequel – een the return of… verhaal. Now he is back as the Holy Spirit, and maybe we can understand Him a little bit better than we did when he shared our lives with us as the son of God…

*****

Coming out, we vertalen het meestal in het Nederlands als ‘uit de kast komen’. Het is een term, die als eerste, zover ik weet, circuleerde onder jonge homoseksuelen. Het betreft het moment dat ze hun seksuele voorkeur voor de wereld bekend maken. De tijden van angsten en twijfels – vaak ook hele eenzame tijden – wordt daarmee afgesloten. Het is nu zo, mensen mogen het weten… Laten de anderen maar denken wat ze denken, en vinden wat ze vinden…

Deze metafoor van het uit de kast komen, kan op allerlei levensgebieden worden toegepast. Wat betreft mijn psychiatrische avonturen – en na het publiceren van mijn boek De overtocht: Filosofische blik op een psychose heb ik dit weer diverse keren mee mogen maken – denken mensen vaak dat het vertellen van een verhaal over een psychose altijd ook zo’n uitbraak is, een uitbraak van iets waar je je misschien wel decennialang voor hebt geschaamd. Maar dat is eigenlijk helemaal niet mijn ervaring. In de jaren tachtig, toen het allemaal gebeurd is, heb ik al heel snel door gekregen dat je met een verhaal over een psychose aandacht kan trekken, zelfs gevoelens van bewondering of respect kan opwekken. Ja, een stevig psychiatrisch reisavontuur kun je op allerlei manieren exploiteren, en een van de redenen dat ik er soms terughoudend mee was, was dat ik andere mensen, met hun vaak veel diffusere psychische worstelingen, ook spreekruimte wilde geven. Daarover schrijf ik met name in hoofdstuk 2, ‘Botsende trauma’s’. Ik zal niet nog weer eens een keer over mijn waantijd beginnen, heb ik soms gedacht, want dan kaap je elke aandacht weg die nu naar iemand anders dient te gaan.

Heel anders was dat met mijn christelijke gevoelens en ideeën. Het is misschien wat overdreven om te spreken in termen van uitbaten of exploiteren, maar zoiets was er in de jaren tachtig zeker niet bij. Mijn terughoudendheid hierin had alles te maken met het feit dat ik niet uitgelachen wilde worden, niet als achterlijk wilde worden gezien en vooral geen zin had om in vervelende discussies terecht te komen waarin in spottende trant gevraagd werd of ik een godsbewijs kon leveren of iets anders uit wat dan beschouwd werd als het christelijk-filosofische rariteitenkabinet. Op FaceBook heb ik diverse keren berichten gelezen van jonge mensen die het bekendmaken van hun religieuze levensovertuiging letterlijk in termen van een ‘coming out’ beschreven. Ik kan dat begrijpen. Dit alles maakt dat ik in de loop der tijd een speciale gevoeligheid voor het Pinksterverhaal heb ontwikkeld.

In mijn boek schrijf ik over het ‘spreken in tongen’ in hoofdstuk 3, getiteld, ‘Nog iets over het niets’. Op ‘uit de kast komen’ ga ik in in hoofdstuk 8, het bekeringshoofdstuk, dat dezelfde titel draagt als het boek als geheel. Ik eindig met een citaat uit dat hoofdstuk: ‘Voor sommige studenten met wie ik omging, bezig met Marx of Sartre, Freud of Foucault, was de EO nog het meeste een ideologisch instituut dat mensen wilde opzadelen met aftandse ideeën over een godsbestaan en daarmee iets belangrijks in-en-in menselijks – meestal nog steeds seks – zou willen onderdrukken. Diezelfde studenten konden dan een paar dagen later met opengesperde ogen naar de VPRO kijken, als daar iemand het relaas zou doen van een of ander psychiatrisch avontuur, laten we zeggen, eh… ja, een psychose. Er zijn decennia geweest waarin het in veel kringen gemakkelijker was als psychoot uit de kast te komen dan als bekeerling. Het was, toen, in de jaren tachtig in ieder geval, geen goed klimaat om de mogelijkheid te onderzoeken of deze twee ervaringen weleens iets met elkaar gemeen zouden kunnen hebben.’

De overtocht kan besteld worden in de webshop van uitgeverij Lontano.

Meer over de inhoud van De overtocht is ook te vinden op deze website.

As if on a journey…

A psychosis is a journey without a definite goal. If it is travel at sea, there are storms which may sink your ship, or there are vortices which may draw you down in endless depths. If it is a hike through mountainous area, there are precipices and chasms that can suck you in, or there are avalanches which may drag you down. You started this journey all alone, without equipment, without a map or a compass, without being vaccinated – you just started the journey, not on a specific moment, but just right away, without having listened to weather reports, and without taking out a travel insurance. There is no destination, no route, and even no note with telephone numbers of people who need to be informed in case of emergency.

In De overtocht – the full title translates as The Crossing: Philosophical View on a Psychosis – psychosis is being described as a journey into an area where many differences will be dissolved – like differences between presumption and truth, between tiny cares and extreme panic, between desire and fullfilment. Also, the sense of difference needed for navigating through everyday life is at stake in this area. A journey like that will always be highly exciting, however… it is not a definitely lonely journey: in the landscape or the area where differences may disappear, you may find many traces of mystics, artists, philosophers, drug users and a host of other people who in some kind of way may diverge from giving the highest priority to being attuned to everyday life.

From his own experience, the author will focus on a number of vortices and turbulences he experienced during his adolescence. One of these whirls ended in a psychiatric hospital, another one in the Christian faith. Supported by a number of philosophers, the most important of which are: Martin Heidegger, Jacques Derrida and René Girard – the author tries to get to grips with what has happened during those journeys. Finally, we should mention Peter Sloterdijk, the famous German philosopher who once called himself a ‘psychonaut’. It is the work of this philosopher from which the metaphor of the journey is taken. Due attention will be paid to what Sloterdijk has to say about these voyages.

Coming out?

Is dit een coming out? Over dingen die meer dan dertig, ja soms meer dan veertig jaar geleden gebeurd zijn? En tegenover wie? In de loop der jaren heb ik met veel verschillende mensen te maken gehad – familie, schoonfamilie(s), studievrienden, collega’s, kerkgenoten, lotgenoten in een studiekring of een therapiegroep, buren en ga zo maar door. Nooit gedacht dat ik zoveel mensen in mijn leven zou tegenkomen, of zoals David Bowie in zijn onvergetelijke nummer Five Years zingt: never thought I’d meet so many people… En bij hem zijn het nog maar vijf jaren… Ja, soms werd het contact intensief en kwam er iets duurzaams uit voort. Soms werd ik verliefd, soms sloot ik een vriendschap, en ook vond ik mijn levenspartner in die veelheid van al die vele, verschillende mensen.

In die duizenden interessante ontmoetingen zakken dingen soms weg. Zoals dat kan gaan. Met sommigen heb ik het er wel eens over gehad – dat ik ooit een psychose heb ondergaan – met anderen niet. Hoewel ik mezelf niet zie als iemand die in een rijk sociaal leven excelleert, heb ik het toch vaak te druk gehad met mensen-tegenkomen om in dit alles nauwkeurig te kunnen zijn. Soms praat je wat na, drink je een glas wijn, en zeg je wat… Ik heb nooit, never, zo schrijf ik ook in mijn boek, meegemaakt dat iemand schamper ging doen nadat ik mijn stukje psychopathologische levenshistorie bekend had gemaakt. Ook schrijf ik in mijn boek over hoe dit verleden, een verleden met een psychose, me soms kan ontvallen. Sommige mensen wisten het al lang en voor anderen komt het als een verrassing,

Een psychose… ja, zo heel bijzonder is het eigenlijk niet. Velen zijn mij voorgegaan en velen na mij zullen vergelijkbare curieuze reisavonturen mee gaan maken. Zeker, het is een gevaarlijke reis. Ik schrijf over afgronden waarin mensen in kunnen vallen en draaikolken waarin mensen meegezogen kunnen worden. Mijn hart is bij hen die in dit avontuur geworpen worden… Het loopt lang niet altijd goed af en ook bij mij zijn er in het begin gevaarlijke periodes geweest. Soms heb ik het gevoel dat ik over de toekomstige psychonauten, deze geestelijke reisavonturiers die meestal niet weten waar ze aan begonnen zijn, als een engel zou willen waken. Maar voorlopig ben ik nog geen engel, en ben ik van plan de geranium-gerechtigde leeftijd te bereiken. Ik denk dat het dragen van mondkapjes mijn kansen daartoe vergroot, maar dat is een andere discussie waarop ik hier verder niet in zal gaan…

Qua cijfers gaat het met psychoses daadwerkelijk om percentages van de bevolking. Iets wat ligt in de orde van grootte van diabetes of homoseksualiteit. In elke familie is of heeft iemand het wel, en worden de bijbehorende drama’s ondergaan… Religieus worden in de tweede helft van de 20ste eeuw, waar De overtocht óók over gaat, is misschien wel bijzonderder dan al die spectaculaire psychopathologische special effects. Ik ben niet teruggekeerd tot een klassieke, traditionele, ‘metafysische’ manier van geloven, maar ik heb een deur opengezet naar Jezus Christus. Of eerder – want als je het echt meemaakt gaat het bijna altijd zo – Jezus heeft een deur opengezet naar mij. Voor mij betekende dit ook dat kerken ophielden drempels te zijn. En het betekende ook dat ik anders ging denken over de paus (maar met Franciscus II hebben meer mensen daar last van…)

Mijn boek gaat niet over hoe het precies in elkaar zit met mijn geloof, maar vestigt wel de aandacht op de vraag hoe psychoses en bekeringen in elkaar kunnen grijpen. Een van de theologen die ik aanhaal is John D. Caputo, met wiens manier van denken ik mij verwant voel. Mensen die geïnteresseerd zijn in Caputo zou ik willen adviseren deze pagina te bookmarken, want ik zal meer over hem gaan zeggen dan ik in het bestek van deze korte zelf-introductie kan doen. Hij heeft vele prachtige boeken geschreven, onder andere over Heidegger en Derrida. En regelmatig zegt hij tussen al zijn diepzinnige filosofische beschouwingen door: aan het eind van dit hoofdstuk zal ik voor wie nog even wil blijven hangen een mooi stukje orgelmuziek laten klinken… Dat is ook een beetje de mentaliteit van mijn boek, alhoewel het mij aan de geleerdheid van iemand als Caputo ontbreekt.

Maar terug naar de waanzin en de psychopathologie. Voor mij blijft mijn psychose een van mijn belangrijkste levenservaringen. Het is een kernachtig brokstuk onvergetelbaarheid waarover ik tot op de dag van vandaag wil blijven vertellen. Soms noem ik het ‘de navel van mijn belevingswereld’. Maar meer dan een centrum of een punt, is het – in mijn verhaal – een reis, een overtocht, van de ene levensoriëntatie naar een andere.

Verdere informatie over mijn boek is te vinden op deze website. Later dit voorjaar wil ik een serie columns opstarten die aansluiten bij mijn boek, en waarin ik mijn misschien soms schemerachtige licht (maar schemerlicht is vaak mooier dan hel zonlicht) over deze wereld wil laten schijnen. Als lid van een kerkgemeente , als Girardiaan en als ex-waanzinnige, of misschien kan ik beter zeggen, als psychonaut met een cv.

You Gotta Walk that Lonesome Valley

You’ve got to walk this lonesome valley – het is een lied waaraan Robert Pirsig refereert in de spannende, bijna thriller-achtige eindhoofdstukken van zijn boek Zen en de kunst van het motoronderhoud. Het is een lied dat vanuit een bepaalde context geschreven en door een bepaalde geestelijke wereld geïnspireerd is – het is een christelijke hymne. Pirsig, die verder nergens toe bekeerd is, betrekt deze hymne op zichzelf. Maar in haar boodschap stijgt het boven elke denominatie uit en heeft het iets te zeggen aan welk eenzaam avontuur dan ook. Het is een hymne die (altijd ook) iets zegt over de moeilijke uren die voorafgaan aan welke vorm van coming out dan ook. Of het nu gaat over geloof, waanzin of homoseksualiteit, het maakt niet uit. Het is een hymne die een paradox oplost, de paradox dat eenzaamheid gedeeld kan worden.

Caspar David Friedrich: De wandelaar boven het nevelmeer

Dit is het schilderij Wandelaar in het nevelmeer van Caspar David Friedrich. Het is een raadselachtig schilderij. Er is zoveel neveldoorwaaide onzekerheid tegenover een man die er qua houding en kleding uitziet alsof hij zich alleen maar hoeft om te draaien om na vijfhonderd meter lopen terug te zijn in een comfortabel vakantiehuisje. Kijken we wat alpinistischer naar deze bergwandelaar, dan moeten we vaststellen dat hij bepaald slecht uitgerust op pad is gegaan. In zijn beschrijvingen van geestelijke berglandschappen probeert Heidegger vaak een gevoel van groot gevaar op te roepen. Wat dreigt is de waanzin. Sommigen, zoals Friedrich Nietzsche, zijn nooit uit het filosofisch hooggebergte teruggekeerd.

Portret van de oudere Hölderlin

De gangbare lezing van de biografie van Friedrich Hölderlin is dat hij halverwege zijn leven krankzinnig is geworden en daar nooit werkelijk van is genezen. Deze biografische hoofdlijn wordt ook nog in de recentelijk verschenen biografie van Rüdiger Safranski gevolgd. Aan deze visie wordt ook al heel lang getwijfeld. Op een of andere manier lijkt er een behoefte te bestaan Hölderlin te canoniseren, alleen is het nooit precies duidelijk waarin dan? Was hij een heilige waanzinnige, een gestalte zoals je die in de romans van Dostojevski kunt tegenkomen? Was hij een vroegtijdige martelaar van de kwellingen van de moderniteit? Of was hij een mysticus en ging hij, in de aanvangsdecennia van de 19de eeuw, op zijn eigen onnavolgbare wijze iemand als Meister Eckhart achterna?

De toren aan de Neckar in Tübingen

Friedrich Hölderlin heeft de tweede helft van zijn leven doorgebracht in een kamer in een toren die onderdeel was van de woning van Ernst Zimmer in Tübingen. Zimmer was een meubelmaker die ooit in een verleden Hölderlins brievenroman Hyperion had gelezen, maar verder geen uitzonderlijke interesse in poëzie of literatuur had. Na Hölderlins ontslag in 1806 uit een psychiatrische kliniek hebben hij en zijn gezin de dichter liefdevol in hun huis opgenomen. De arts gaf hem nog drie jaar te leven maar Hölderlin zou hier nog bijna 37 jaar wonen. Er zijn verhalen dat hij over het algemeen goed kon opschieten met studenten die in ditzelfde huis op kamers woonden. Ook heeft hij in deze torenkamer nog heel wat gedichten geschreven, die hij ondertekende met vreemde datums en vreemde namen, zoals Scardanelli. Thans is er in Hölderlins torenkamer een klein museum ingericht.